In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar van de inspecteur vernietigd. De belanghebbende had over de jaren 2013 en 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan, maar de inspecteur had de bezwaren tegen de voldoening op aangifte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting op 26 november 2019 hebben partijen een compromis bereikt. Dit compromis hield in dat voor het tijdvak 2013 geen teruggaaf van omzetbelasting zou worden verleend, terwijl de betaalde omzetbelasting voor 2014 aan de belanghebbende zou worden gerestitueerd. Daarnaast zou de inspecteur de verletkosten en reiskosten van de belanghebbende vergoeden. Het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de beslissingen van de rechtbank omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding in stand gelaten. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 228,36, inclusief verletkosten en reiskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.