ECLI:NL:GHARL:2019:10730

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
18/01234 en 18/01235
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omzetbelasting en proceskostenvergoeding tussen Belastingdienst en belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 december 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar van de inspecteur vernietigd. De belanghebbende had over de jaren 2013 en 2014 omzetbelasting op aangifte voldaan, maar de inspecteur had de bezwaren tegen de voldoening op aangifte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting op 26 november 2019 hebben partijen een compromis bereikt. Dit compromis hield in dat voor het tijdvak 2013 geen teruggaaf van omzetbelasting zou worden verleend, terwijl de betaalde omzetbelasting voor 2014 aan de belanghebbende zou worden gerestitueerd. Daarnaast zou de inspecteur de verletkosten en reiskosten van de belanghebbende vergoeden. Het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de beslissingen van de rechtbank omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding in stand gelaten. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 228,36, inclusief verletkosten en reiskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers 18/01234 en 18/01235
uitspraakdatum:
10 december 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 november 2018, nummers AWB 18/1488 en 18/1489, ECLI:NL:RBGEL:2018:4947, in het geding tussen de Inspecteur
en
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 € 3.045 omzetbelasting op aangifte voldaan.
1.2.
Met dagtekening 7 augustus 2015 is een verminderingsbeschikking afgegeven waarbij de omzetbelasting is verminderd tot € 2.564 en een teruggaaf is verleend van € 481.
1.3.
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 € 3.005 omzetbelasting op aangifte voldaan.
1.4.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de voldoening op aangifte voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 en het bezwaar tegen de voldoening op aangifte voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
1.5.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de bezwaren ontvankelijk verklaard, de Inspecteur gelast de over 2013 (€ 2.564) en 2014 (3.005) betaalde omzetbelasting aan belanghebbende te restitueren en beslissingen genomen omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding.
1.6.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2019.

2.Gronden

2.1.
Na een debat ter zitting zijn partijen – bij wijze van compromis – overeengekomen dat:
– voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 geen teruggaaf van omzetbelasting zal worden verleend,
– de over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 betaalde omzetbelasting ten bedrage van € 3.005 aan belanghebbende zal worden gerestitueerd,
– de Inspecteur voor de fase van het hoger beroep de verletkosten ten bedrage van € 212,36 zal vergoeden, alsmede de reiskosten, en
– de beslissingen van de Rechtbank omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding in stand blijven.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

3.Proceskosten

De reiskosten van belanghebbende in hoger beroep zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 16. Opgeteld bij de verletkosten van € 212,36, resulteert dit in een proceskostenvergoeding van € 228,36.

4.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding,
– bevestigt de uitspraak van de Inspecteur betreffende het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur betreffende het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014,
– stelt de aan belanghebbende te verlenen teruggaaf voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 vast op € 3.005,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 228,36.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op
10 december 2019in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen. In verband daarmee is de
uitspraak ondertekend door
mr. A. van Dongen.
(S. Darwinkel) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 december 2019.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.