ECLI:NL:GHARL:2019:10897
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheren in hoger beroep strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een hoger beroep in een strafzaak. De verzoeker had de raadsheren J. Dolfing, J. Hielkema en E.M.J. Brink gewraakt op basis van verschillende gronden, waaronder het ontnemen van het recht om zijn echtgenote als raadsvrouw aan te wijzen en het ontbreken van een eerlijke behandeling van zijn zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid van de raadsheren. De wrakingskamer heeft benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had geen objectieve feiten aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De beslissing van het hof om de behandeling te schorsen en een advocaat toe te voegen aan de verzoeker werd als niet onbegrijpelijk beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor wraking, en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.