Op 31 december 2019 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure met betrekking tot vier zaken (200.270.476/01, 200.270.477/01, 200.270.478/01 en 200.270.791/01). De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. de Nekker, hebben wrakingsverzoeken ingediend tegen de raadsheren mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt. De verzoeken zijn gebaseerd op de stelling dat de raadsheren vooringenomen zouden zijn, onder andere vanwege een eerdere uitspraak van het hof op 1 mei 2019 en de conclusie van de Procureur-Generaal van 26 november 2019. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat er geen voldoende onderbouwing is voor de vrees van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om aan te nemen dat de raadsheren niet onpartijdig zouden zijn. De verzoeken tot wraking zijn dan ook afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de leden van de wrakingskamer.