Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
20 april 2016, 28 december 2016, 30 augustus 2017 en 31 januari 2018 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
6 februari 2018 is de zaak op verzoek van [appellante] geroyeerd.
31 januari 2018. BCS heeft d.d. 16 juli 2018 een anticipatie exploot uitgebracht. De zaak is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.242.789. [appellante] heeft op 4 september 2018 een memorie van grieven genomen en op 13 november 2018 heeft BCS een memorie van antwoord genomen.
28 december 2016 in hoger beroep is gekomen, terwijl hoger beroep van dit tussenvonnis niet open stond. Volgens haar dient [appellante] daarom in deze hoofdzaak niet-ontvankelijk te worden verklaard en dient de incidentele vordering tot voeging daarom te worden afgewezen met veroordeling van [appellante] in de kosten van het incident, waaronder de nakosten, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Bij memorie van antwoord heeft BCS gevorderd dat [appellante] ook in de kosten van het hoger beroep, vermeerderd met de wettelijke rente, wordt veroordeeld.
4.De beslissing
26 februari 2019voor akte uitlating zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.9 omschreven;