Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om een zorgregeling voor hun kind, [Kind], en om toestemming voor reizen naar het buitenland. De ouders, die gezamenlijk het gezag over [Kind] uitoefenen, zijn in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de moeder verzoekt het hof om deze regeling te wijzigen. De moeder stelt dat de huidige regeling niet adequaat is en vraagt om een verdeling van vakanties en feestdagen, evenals om toestemming om met [Kind] op vakantie naar het buitenland te gaan zonder dat de vader hiervoor toestemming hoeft te geven.
Het hof heeft de mondelinge behandeling op 4 december 2018 gehouden, waarbij beide ouders aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming was ook aanwezig. Het hof overweegt dat de ouders verschillende opvoedstijlen hebben en dat het belangrijk is dat [Kind] een stabiele en evenwichtige situatie heeft waarin zij contact kan onderhouden met beide ouders. Het hof oordeelt dat de door de moeder voorgestelde regeling voor vakanties en feestdagen niet meer adequaat is en dat de co-ouderschapsregeling van de rechtbank beter kan doorlopen.
Het hof besluit dat [Kind] in aanvulling op de bestaande zorgregeling eenmaal per jaar een vakantieperiode van maximaal twee weken bij iedere ouder zal verblijven, en vanaf het moment dat [Kind] vijf jaar is, maximaal drie weken. Het hof bekrachtigt de afwijzing van het verzoek van de moeder om zonder toestemming van de vader met [Kind] op vakantie naar het buitenland te gaan. De ouders dienen in onderling overleg afspraken te maken over vakanties en reizen naar het buitenland. De beslissing van het hof is op 10 januari 2019 uitgesproken in het openbaar.