ECLI:NL:GHARL:2019:1856

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
TBS P18/0362
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging en bevestiging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een terbeschikkinggestelde, geboren in Somalië in 1980, die verblijft onder de verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland. Het beroep was gericht tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2018, die de terbeschikkingstelling met een jaar had verlengd. De rechtbank had de reclassering de opdracht gegeven om te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege mogelijk was, en of de noodzakelijke zorg geborgd kon worden binnen een ander kader, zoals de Wet BOPZ.

Tijdens de zitting op 7 februari 2019 heeft het hof de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. M.A. Prins, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. De terbeschikkinggestelde functioneerde goed en er werd gepleit voor een onderzoek naar de mogelijkheden van overgang naar reguliere geestelijke gezondheidszorg. Het openbaar ministerie benadrukte echter dat zorgvuldigheid en alertheid geboden blijven, en dat de terbeschikkinggestelde nog begeleiding nodig heeft.

Het hof heeft het verzoek van de terbeschikkinggestelde tot onderzoek naar de mogelijkheden van overgang naar reguliere geestelijke gezondheidszorg afgewezen, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet was aangetoond. Het hof oordeelde dat het huidige traject goed verloopt en dat de terbeschikkinggestelde zich aan de afspraken houdt. Wel vond het hof het wenselijk dat de reclassering voorafgaand aan de volgende verlengingszitting rapporteert over de mogelijkheden van overgang naar reguliere geestelijke gezondheidszorg.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, omdat de rechtbank geen imperatieve opdracht aan de reclassering kon geven om het onderzoek uit te voeren. Voor het overige bevestigde het hof de beslissing van de rechtbank om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen.

Uitspraak

TBS P18/0362
Beslissing d.d. 21 februari 2019
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [1980] ,
verblijvende op het adres [adres] te [woonplaats] ( [instelling] , onder verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s‑Hertogenbosch, van 19 oktober 2018, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling
(hierna: de maatregel)met een termijn van een jaar, waarbij Reclassering Nederland de opdracht wordt gegeven komend jaar te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van – zo verstaat het hof – de verpleging van overheidswege tot de mogelijkheden behoort en of de noodzakelijk geachte zorg dan geborgd kan worden binnen een ander kader zoals het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 29 oktober 2018;
- een vierde Voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 7 november 2019;
- een vijfde Voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 15 januari 2019;
- de aanvullende informatie van Reclassering Nederland van 29 januari 2019.
Het hof heeft ter zitting van 7 februari 2019 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De maatregel is een vergaande maatregel en is een ultimum remedium. Er is thans sprake van een niet nader omschreven recidiverisico. De terbeschikkinggestelde functioneert goed en inmiddels dient gekeken te worden naar andere mogelijkheden waarbinnen aan de zorgvraag van de terbeschikkinggestelde kan worden voldaan. De raadsman heeft verzocht door de reclassering de (on)mogelijkheden van een overgang naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ te laten onderzoeken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Zorgvuldigheid en alertheid blijft geboden en de terbeschikkinggestelde heeft nog altijd begeleiding nodig. Er dient in kleine stapjes toegewerkt te worden naar een beëindiging van de maatregel. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, met dien verstande dat de overweging van de rechtbank om komend jaar te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege tot de mogelijkheden behoort op een kennelijke misslag berust. Daarbij heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van de raadsman tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een overgang naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ.
Het oordeel van het hof
Afwijzen van het verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het thans doen onderzoeken van de (on)mogelijkheden van een overgang naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat het traject goed verloopt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de afspraken, er is geen sprake van incidenten en de terbeschikkinggestelde stelt zich begeleidbaar op. Het traject bevindt zich echter in een stadium dat momenteel nog wordt toegewerkt naar meer vrijheden. De terbeschikkinggestelde is aangemeld voor een meer zelfstandige woonvorm, er wordt geoefend met meer financiële vrijheid en hij heeft minder vaak gesprekken met de psycholoog. Het hof is met de reclassering van oordeel dat zorgvuldigheid en alertheid geboden blijft en dat het huidige verloop van het traject met de daarbij behorende structuur en controle op dit moment nog noodzakelijk is. Dit dient te geschieden binnen het kader van de maatregel.
Aanvullende overweging
Wel acht het hof het wenselijk dat de reclassering voorafgaand aan de volgende verlengingszitting rapporteert omtrent de (on)mogelijkheden van een overgang naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ.
Gedeeltelijke vernietiging
De beslissing waarvan beroep bevat in het dictum de volgende opdracht:
‘geeft opdracht aan Reclassering Nederland komend jaar te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de ter beschikking stelling tot de mogelijkheden behoort en of de noodzakelijk geachte zorg dan geborgd kan worden binnen een ander kader zoals het BOPZ-kader van de rechterlijke machtiging.’
Het hof stelt vast dat de rechtbank Oost-Brabant al op 3 november 2017 de verpleging van overheidswege voorwaardelijk heeft beëindigd. Het hof begrijpt dat de rechtbank in de beslissing waarvan beroep doelt op een onderzoek of de beëindiging van de maatregel tot de mogelijkheden behoort. Voor een dergelijke imperatieve bepaling in het dictum biedt het wettelijke beslissingskader van de verlengingsrechter echter geen ruimte. De verlengingsrechter kan zich in zijn overwegingen uitlaten over de wenselijkheid van een onderzoek door de reclassering, zoals het hof hierboven heeft gedaan, maar dit niet als onderdeel van zijn beslissing opleggen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom in zoverre vernietigen (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3363).
Bevestiging voor het overige
Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van één jaar.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de (on)mogelijkheden van een overgang naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ.
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 19 oktober 2018 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde], voor zover deze betreft de opdracht aan de reclassering om komend jaar te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege tot de mogelijkheden behoort;
Bevestigtvoormelde beslissing
voor het overige.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en drs. A. Vissers en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 21 februari 2019 in het openbaar uitgesproken.
Mr. J.S. van Duurling alsmede de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.