5.3Weliswaar betwist AJB een en ander, maar er zijn toch niet te verwaarlozen indicaties die voldoende aannemelijk maken dat [Appellant] mogelijk een onderliggende vordering heeft tegen AJB wegens onrechtmatig handelen.
- Per e-mail van 22 mei 2013 (productie 3 bij inleidende dagvaarding en bij memorie van grieven) heeft ( [Bestuurder van AJB] , kennelijk als bestuurder van) AJB zich tegenover rnhb Hypotheekbank voorgedaan als hulpverlener van [Appellant] en geïnformeerd of rnhb Hypotheekbank wilde meewerken aan verkoop van het object van [Appellant] aan de [Adres] .
- AJB heeft op 10 december 2015 en 14 januari 2016 actieplannen opgesteld om [Appellant] te helpen en op 3 mei 2016 een historisch overzicht met betrekking tot [Appellant] opgemaakt (zie producties 4, 5 en 6 bij inleidende dagvaarding en bij memorie van grieven): tot tweemaal toe is er een budget uitgetrokken van € 49.500 respectievelijk € 45.000 en aan [Appellant] is niet bekend waaraan ( [Bestuurder van AJB] , kennelijk als bestuurder van) AJB deze gelden heeft uitgegeven. Opmerkelijk is dat AJB niets zegt over de actieplannen en het uitgetrokken budget, behalve dan dat zij (in onderdeel 19 van de memorie van antwoord en vergelijkbaar in de conclusie van antwoord onder 6) betwist dat AJB dan wel voor zover haar bekend [Bestuurder van AJB] , zou hebben meegedeeld dat [Bestuurder van AJB] geprobeerd zou hebben deze veiling te voorkomen met geld van de gemeente Rotterdam, maar dit vormt naar het oordeel van het hof zeker geen voldoende gemotiveerde betwisting van deze indicatie.
- Per e-mail van 25 november 2015 (productie 7 bij inleidende dagvaarding en bij memorie van grieven) heeft de gemeente Rotterdam aan AJB en aan [Appellant] bericht dat de afwikkeling van de [Adres] een privaatrechtelijke kwestie betreft waarbij het kantoor van de gemeente in aanwezigheid van een ambtenaar (bij een bespreking daar op 24 november 2015) niet de aangewezen plaats was om te onderhandelen en dat de gemeente zich op geen enkele manier in deze kwestie mocht mengen (op de grond dat publiekrecht en privaatrecht gescheiden moesten blijven).
- Bij brief van 12 februari 2016 (productie 8 bij inleidende dagvaarding en bij memorie van grieven) heeft [Bestuurder van AJB] , kennelijk als vertegenwoordiger van AJB, aan [Appellant] bericht dat hij, [Bestuurder van AJB] , zich op verzoek van de gemeente Rotterdam in de voorafgaande maanden heeft ingezet om te proberen de problemen van en rondom [Appellant] op te lossen.
- Per e-mail van 9 mei 2016 (productie 9 bij inleidende dagvaarding en bij memorie van grieven) heeft AJB naar aanleiding van een vraag van [Appellant] ’s advocaat over een opdracht van de gemeente met betrekking tot de [Adres] onder meer geantwoord:
“Overigens zit de door u gezochte opdracht niet in het dossier want er is geen opdracht. Wel een persoonlijk gedaan mondeling verzoek, meer mag ik er niet over zeggen (zwijgplicht).”