Uitspraak
wonende te [A] ,
appellant, in eerste aanleg eiser,
[appellant],
wonende te [B] ,
geïntimeerde, in eerste aanleg gedaagde,
[geïntimeerde],
1.1. Het verloop van de procedure in eerste aanleg
1 mei 2018.
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de verstekverlening;
- de memorie van grieven (met één productie).
3.De vaststaande feiten
In dit verband hebben partijen een op 14 juli 2015 gedateerde verklaring ondertekend die als volgt luidt:
“
Bij deze bevestig ik garen van move auto verhuur dat de bus met kenteken 57-rs-rv vandaag Zonder schade en afgetanked is teruggebracht. De verrekende huursom zal binnen een week worden gecrediteerd op rekening van [appellant] . (…)Het gaat dan om de huur som van €1850, hierbij word de huursom van 3 dagen verrekend. Het gaat dan om een totaal €308,55. Het verrekende bedrag is €1540 los van de borg.” Partijen verschillen van mening over de reden van het voortijdig inleveren van de bus.
4.4. De vorderingen, het verweer en de beslissing in eerste aanleg
“
Bij deze komen [appellant] en [geïntimeerde] van Move Autoverhuur overeen dat verrekende huursom en borg vandaag in contanten ter hoogte van €1790,00 door [appellant] is opgehaald. Hierdoor vervalt de overeenkomst die eerder op 14-7 is opgesteld.”
5.De bespreking van de grieven
grief 1komt [appellant] op tegen dit oordeel.
In de conclusie van repliek heeft [appellant] (randnummer 10) opgemerkt:
“
Eiser heeft niets ontvangen van gedaagde nog [het hof leest: noch] contant noch per bank en betwist uitdrukkelijk het bestaan van de door gedaagde ingebrachte verklaringwaarvan de handtekening niet van eiser is. [onderstreping hof]”
In de toelichting op grief 1 stelt [appellant] :
“
De rechtbank gaat eraan voorbij dat de handtekening van appellant op de door geïntimeerde ingebrachte akte niet overeenkomt met de handtekening van appellant op bijgevoegde officiële documenten zijnde zijn paspoort en rijbewijs. Appellant heeft hier mee aangetoond dat het niet zijn handtekening is.Appellant betwist ten stelligste dat het zijn handtekening is.[onderstreping hof]”
Met de onderstreepte passages heeft [appellant] stellig ontkend dat de handtekening bij zijn naam onder de akte van hem afkomstig is. Dat [geïntimeerde] dat in eerste aanleg ook zo heeft opgevat, blijkt uit zijn conclusie van dupliek, waarin hij opmerkt (randnummer 10):
“
Wel hecht gedaagde eraan de suggestie van eiseres alsof gedaagde de handtekening van eiseres zou hebben vervalst, direct en stevig naar het land der fabelen te verwijzen.”
grief 3, die gericht is tegen het afwijzen van de vordering van € 1.790,- en de proceskostenveroordeling van [appellant] - slaagt. Bij deze stand van zaken heeft [appellant] geen belang bij de bespreking van
grief 2, over de overwegingen van de kantonrechter betreffende de valsheid van de akte.
Omdat partijen gelet op de in eerste aanleg ingestelde vorderingen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten in eerste aanleg compenseren. Het hof zal [geïntimeerde] wel veroordelen in de proceskosten in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief I), omdat [appellant] in hoger beroep (al in de appeldagvaarding) zijn vordering heeft verminderd en deze verminderde vordering volledig toewijsbaar is. Ook de vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] in het nasalaris is toewijsbaar.
6.6. De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
€ 157,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- indien [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan èn betekening heeft plaatsgevonden
;