Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan het
gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 maart 2018. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 78 te [Z] vastgesteld op € 495.000, na een eerdere vaststelling door de heffingsambtenaar van € 535.000. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2016. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en had beroep aangetekend bij de rechtbank, die de waarde verlaagde en de heffingsambtenaar veroordeelde tot vergoeding van proceskosten.
In hoger beroep heeft belanghebbende de waarde van de woning verder betwist en een lagere waarde van € 437.000 bepleit, onderbouwd door referentiepanden. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem verdedigde waarde van € 495.000. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde te hoog was vastgesteld, en dat de door belanghebbende voorgestelde waarde van € 437.000 voldoende onderbouwd was. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de waarde vastgesteld op € 437.000 en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.