Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 januari 2019 een tussenbeschikking gegeven inzake de vervangende toestemming tot erkenning van een kind, geboren in 2014, door de man, die de verwekker is. De vrouw, die het gezag over het kind heeft, heeft onvoldoende gewerkt aan haar eigen problematiek om de man een plek te geven in het leven van hun kind. Het hof oordeelt dat de vrouw niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de erkenning van het kind door de man de belangen van het kind zou schaden. De vrouw heeft niet aangetoond dat er sprake is van een 'tenzij-situatie' die de erkenning zou kunnen blokkeren. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de kinderrechter die de vervangende toestemming tot erkenning heeft verleend, maar houdt de behandeling van de verzoeken tot omgangs- en informatieregeling aan. Het hof verzoekt de raad voor de kinderbescherming om opnieuw onderzoek te doen naar de mogelijkheden van omgang tussen de man en het kind, aangezien er nog steeds geen statusvoorlichting heeft plaatsgevonden. De vrouw is verplicht om de man op de hoogte te houden van belangrijke zaken met betrekking tot het kind, en het hof stelt een voorlopige informatieregeling vast.