Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- een akte aan de zijde van [appellante] .
2.De vaststaande feiten
In het testament is bepaald dat indien partijen het niet eens worden over de waarde van de (bestanddelen) van de nalatenschap taxatie zal moeten plaatsvinden conform de wet, dat wil zeggen door drie door de kantonrechter te benoemen taxateurs.
Het hof Amsterdam heeft bij arrest van 18 december 2003 dit vonnis vernietigd en het testament van 10 januari 1990 nietig verklaard, met bepaling dat de nalatenschap van vader dient te worden verdeeld op basis van het testament van 15 november 1978.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 januari 2006 het arrest van het hof gecasseerd en de zaak zelf afgedaan door de vorderingen van [geïntimeerde] en [E] alsnog af te wijzen.
Het laatste testament van onze vader achten wij niet rechtsgeldig tot stand gekomen en hierover lopen op dit moment nog twee zaken in hoger beroep bij het gerechtshof in Amsterdam.Over het opnieuw taxeren in verband met de onjuiste taxatie van het onroerend en een uitnodiging voor een gesprek mochten wij van onze familie uit [J] tot op heden geen reactie ontvangen. Wel mochten wij via onze advocaat van de advocaat van de tweede echtgenote vernemen dat de verkoop van het onroerend goed voor 4 miljoen niet is doorgegaan. De koper zou zijn financiering niet rond hebben kunnen krijgen. (…) Indertijd taxeerde een heer [I] (…) het pand op fl. 585.000,-.Wij kunnen het met de inhoud van uw concept van de notariële akte, houdende
Alvorens ik mijn taak als onzijdig persoon kan verrichten, dien ik mij ervan te vergewissen dat u inderdaad niet wenst mee te werken. In verband hiermee verzoek ik u uitdrukkelijk mij binnen l4 dagen na dagtekening dezes mee te delen of u wel of niet bereid bent mee te werken aan de voltooiing der scheidingswerkzaamheden, zoals bevolen door de rechtbank. Voor het geval u niet of niet tijdig reageert of voor het geval dat u kennis zult geven niet bereid te zijn mee te werken aan de voltooiing der scheidingswerkzaamheden zal ik op eerste verzoek van notaris [C] , na het verstrijken van de hierboven genoemde termijn, mijn taak als onzijdig persoon uitoefenen en als onzijdig persoon u bij de verdeling vertegenwoordigen en de akte van verdeling ondertekenen. Een afschrift dezes zend
Op de valreep voor mijn vakantie ontving ik nog de volmacht. Ik heb deze ondertekend en in handen gesteld van mr. B. Breederveld. Ik verzoek u de definitieve versie van de akte eerst nog aan hem ter beoordeling toe te zenden. Het concept dat ik van mr. [C] heb ontvangen is wel heel erg 'concepterig'. Afschrift dezes zend ik aan de raadslieden van partijen (....)."
In de brief van Rensen/ Breederveld/van Oostrum d.d. 06 07 2001 die ik op 09 07 2001 ontving mag ik lezen dat het niet geheel duidelijk is of wij wensen mee te werken aan de voltooiing der scheidingswerkzaamheden. Natuurlijk werken wij mee aan de voltooiing der
Naar aanleiding van bovengemelde nalatenschap doe ik u hierbij toekomen een ontwerp vaststelling erfdelen en een volmacht. Vriendelijk verzoek ik u bijgevoegde volmacht te ondertekenen en per ommegaande aan mij te retourneren."
Hierdoor bericht ik u dat ik bijgesloten ontwerp op 6 november j.l. heb toegezonden aan de dames [geïntimeerde] en de heer Rensen. Ik heb dit vergezeld doen laten gaan van een
Heden, negen november tweeduizend één, verschenen voor mij. mr. [C] , notaris [D] :
fl. 585.000,00 (afgerond € 265.461,00) waard was, conform de taxatie van [I] .
Bij brief van 4 mei 2004 heeft Rensen aan mr. [L] laten weten dat "
ervan uitgegaan moet worden dat hij (het hof: notaris [C] ) inderdaad de akte heeft verleden zonder mijn volmacht".
fl. 345.178,47 in plaats van fl. 80.803,37.
Mr. Cikot Roos heeft laten weten dat [G] en [H] niet in kunnen stemmen met deze rectificatie.
9 november 2001 hem en [E] niet bindt, omdat Rensen geen schriftelijke of mondelinge volmacht heeft verleend en hij bovendien geen goedkeuring heeft verleend aan de concept-akte en dat de waarde van de onroerende zaak ten tijde van de overlijdensdatum van vader op een te laag bedrag is bepaald.
3.De procedure in eerste aanleg
Nadat [geïntimeerde] aanvullende informatie had verstrekt en [appellante] daarop had gereageerd, heeft de rechtbank in het eindvonnis van 5 oktober 2016 overwogen dat zij de vraag naar het bestaan van causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van notaris [C] en de schade al bevestigend heeft beantwoord in het tussenvonnis en daarop niet terugkomt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat zij ook na de aanvullende informatie niet in staat is de schade te begroten, zodat een schadestaatprocedure dient te worden gevolgd. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat notaris [C] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] door het verlijden van de verdelingsakte als gevolg waarvan hij aansprakelijk is voor de daardoor door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade en dat hij schadevergoeding aan [geïntimeerde] dient te betalen, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft notaris [C] veroordeeld in de aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen proceskosten.
4.4. De bespreking van de grieven
enige griefkomt [appellante] op tegen het oordeel van de rechtbank over het causaal verband. Volgens haar heeft de rechtbank in het tussenvonnis niet beslist over het causaal verband en voor zover in dat vonnis moet worden gelezen dat de rechtbank causaal verband heeft aangenomen tussen het aan notaris [C] verweten handelen en de door [geïntimeerde] geleden schade is dat onterecht. Het handelen van notaris [C] heeft niet geleid tot een vermogensvermindering bij [geïntimeerde] , die immers de gelegenheid had om de akte aan te tasten, maar de mogelijkheid daartoe heeft laten verjaren.
€ 6.654,- negatief tot € 17.693,- negatief). Zonder fout zou hij jaarlijks een inkomen uit onderneming van minimaal € 25.000,- positief hebben genoten, aldus [geïntimeerde] .
heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat de tijd die hij moest besteden aan de diverse procedures ten koste ging van zijn onderneming. Hij heeft niet inzichtelijk gemaakt hoeveel tijd hij daadwerkelijk aan zijn onderneming heeft besteed en hoeveel tijd hij in de fictieve situatie zonder fout aan zijn onderneming zou hebben besteed. Hij heeft, anders gezegd, niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bestede tijd ten koste ging van zijn onderneming en niet ten koste van zijn vrije tijd.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] zich geen rekenschap gegeven van de fiscale implicaties van zijn vordering. [geïntimeerde] lijkt ervan uit te gaan dat zijn schade gelijk is aan het verschil tussen het bruto-inkomen in de werkelijke situatie en de fictieve situatie zonder fout, maar miskent daarmee dat een hoger inkomen ook leidt tot een hogere belastingdruk. Met die belastingdruk houdt hij geen rekening.
Indien er, met [appellante] vanuit moet worden gegaan dat het verjaren van de vordering tot vernietiging van de (akte van) verdeling een omstandigheid is die eigen schuld oplevert, geldt dat deze omstandigheid niet meer heeft bijgedragen aan de schade dan de door notaris [C] gemaakte fout. De causale verdeling is dan ook hooguit (waarbij het hof [appellante] het voordeel van de twijfel geeft) 50-50%. Notaris [C] kan van zijn handelen een fors verwijt worden gemaakt. Hij heeft, terwijl dit uit hoofde van zijn ambt als notaris juist van hem verwacht mocht worden, ten onrechte er niet op toe gezien dat de gerechtigden bij de verdeling behoorlijk vertegenwoordigd waren. Bovendien was hij ermee bekend dat [geïntimeerde] niet kon instemmen met de waardering waarop de verdeling was gebaseerd. Door desalniettemin de akte te verlijden heeft hij een ernstige fout gemaakt. Dat hij dat heeft gedaan omdat hij door de advocaat van [G] en [H] onder druk was gezet, en dus uit eigen belang, maakt zijn fout des te ernstiger, temeer omdat hij als notaris onafhankelijk en onpartijdig dient op te treden en het belang van de rechtszekerheid moet dienen, niet zijn eigen belang.
Bij het verwijt dat notaris [C] kan worden gemaakt, valt het verwijt dat [geïntimeerde] - geen juridische professional - kan worden gemaakt van het laten verjaren van de vordering tot vernietiging van de verdeling in het niet. [geïntimeerde] mocht er gelet op het arrest van het hof Amsterdam vanuit gaan dat de grondslag onder de akte van verdeling was weggevallen en hoefde slechts rekening te houden met een zeker risico dat dat uitgangspunt onjuist zou zijn. Welbeschouwd kan hem slechts worden tegengeworpen dat hij geen maatregelen heeft genomen voor het geval dat risico zich zou realiseren. Onder deze omstandigheid brengt de billijkheid met zich dat de vergoedingsplicht van notaris [C] geheel in stand blijft.
Beide deskundigen hebben laten weten vrij te staan tegenover partijen en een benoeming tot deskundige te zullen aanvaarden.
Het hof merkt op dat het andere deskundigen betreft dan door [geïntimeerde] zijn voorgedragen. De reden daarvan is dat de door [geïntimeerde] voorgestelde NVM-makelaar niet bereid was als deskundige op te treden, dat een van de genoemde deskundigen geen makelaar maar belegger is en de andere makelaar geen register-makelaar is.
a. Wilt u de waarde in het economisch verkeer (dat wil zeggen het bedrag dat de onroerende zaak zou opbrengen bij een verkoop onder optimale omstandigheden) op
28 oktober 1990 van de onroerende zaak destijds plaatselijk bekend [a-straat] / 3A (nu [a-straat] 3, 3A tot en met 3J ) taxeren?
b. Wilt u uw taxatie onderbouwen zodat duidelijk wordt van welke feiten en omstandigheden u bij uw taxatie bent uitgegaan, of u veronderstellingen hebt toegepast (en zo ja welke en waarom) en hoe u tot uw taxatie bent gekomen. Wilt u daarbij in elk geval ingaan op de gegevens in het procesdossier over de waarde van de onroerende zaak, te weten het taxatierapport van [I] (prod 40 conclusie na comparitie in eerste aanleg), de verkoop van de onroerende zaak in 2002, de verkoop van een deel van de onroerende zaak in 2007, de historische marktcijfers (prod. 46 akte na tussenvonnis) - en op de vraag in hoeverre deze indexeringsgegevens relevant zijn - en de investeringsbegroting van ing. [Q] (prod. 47 akte na tussenvonnis)?
Het hof tekent daarbij aan dat de deskundigen hebben aangegeven een uurtarief van € 150,- (ex BTW) te hanteren en te verwachten samen 40 uren aan de zaak te zullen besteden en daarnaast € 100,- (ex BTW) aan recherchekosten (kadaster en bouwtekeningen) te zullen hebben.
5.5. De beslissingHet gerechtshof, voordat het verder beslist:
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen naar de in rechtsoverweging 4.16 geformuleerde vragen;
28 mei 2019;
roldatum 9 juli 2019voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [geïntimeerde] ;