Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
DFZ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven d.d. 23 mei 2017;
6 december 2016 vernietigt en de vorderingen van DFZ in eerste aanleg alsnog afwijst en zijn in eerste aanleg ingestelde vorderingen in reconventie alsnog toewijst, met veroordeling van DFZ in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, te vermeerderen met rente.
3.De vaststaande feiten
6 december 2016. Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter onder rechtsoverweging 2.3 heeft [appellant] een grief gericht, die hierna zal worden beoordeeld. Aangevuld met enig andere tussen partijen vaststaande feiten gaat het in deze zaak om het volgende.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1komt [appellant] op tegen de vaststelling van de kantonrechter in rechtsoverweging 2.3. van het bestreden vonnis dat de aangehaalde tekst onderdeel uitmaakt van "de wijziging van de basisverzekering die gelden per 1 januari 2014". Het gaat daarbij om de volgende tekst:
tweede griefbepleit [appellant] dat het beding onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233, aanhef en onder a BW, en dat dit beding daarom vernietigbaar is. [appellant] heeft beroep gedaan op enerzijds de bepalingen onder b en d en anderzijds j van de in artikel 6:237 BW opgenomen (grijze) lijst. Het (eveneens in grief 2 verwoorde) standpunt dat de polisvoorwaarden niet ter hand gesteld zijn, heeft [appellant] tijdens het pleidooi laten vallen.
grief 3pleit [appellant] voor het alsnog toewijzen van zijn in eerste aanleg ingestelde vordering tot verklaring van recht dat hij de premie contant mag betalen. Gelet op het falen van grieven 1 en 2 faalt ook deze grief. Hetgeen in de toelichting verder nog (summier) is aangevoerd (zoals het, niet onderbouwde, beroep op "de horizontale werking van artikel 9 EVRM) kan niet tot een andere conclusie luiden.
6.De slotsom
(3 punten à € 759 conform tarief I).