Uitspraak
in eerste aanleg: gedaagde,
[appellant],
in eerste aanleg: eiseres
KFM,
1.1. Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep2.1 Het verloop van de procedure in hoger beroep volgt uit:
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord tevens houdende vermeerdering van eis (met producties);
- de akte na partijberaad en overlegging productie van de zijde van [appellant] ;
- de akte van KFM.
2.3 De vordering van [appellant] in hoger beroep strekt ertoe dat het hof de vonnissen van de kantonrechter vernietigt en de vordering van KFM alsnog afwijst, met veroordeling van KFM in de proceskosten.
3.De vermeerdering van eis
4.De vaststaande feiten4.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.
“
U heeft ons laten weten, dat u van plan bent om van 3 september 2015 tot en met 11 september 2015 op vakantie te gaan.”
€ 7.411,25, dat als volgt is opgebouwd:
- factuur 2015148 gedateerd 7 september 2015 ad € 1.694,- voor 56 uren van [E] in de weken 34 tot en met 36 van 2015;
- factuur 2015171 gedateerd 8 oktober 2015 ad € 2.178,- voor 72 uren van [E] in de weken 37 tot en met 39 van 2015;
- factuur 2015206 gedateerd 27 november 2015 ad € 1.815,- voor 20 dagen huur van de hoogwerker in de weken 45 tot en met 48 van 2015;
- factuur 2015231 gedateerd 24 december 2015 ad € 1.724,25,- voor 19 dagen huur van de hoogwerker in de weken 49 tot en met 52 van 2015.
5.De vordering en de beslissing in eerste aanleg5.1 KFM heeft [appellant] en [appellant] B.V. gedagvaard en gevorderd dat zij worden veroordeeld tot betaling aan hem van een bedrag van € 7.411,25, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten (€ 675,-), wettelijke handelsrente en proceskosten.
De kantonrechter heeft KFM toegelaten te bewijzen dat zij met [appellant] is overeengekomen:
a. de tewerkstelling van [E] bij [appellant] tegen een uurtarief van € 25,- (ex BTW);
b. de verhuur van de hoogwerker.
€ 7.411,25 vanaf 10 september 2016 en proceskosten (€ 2.050,35).
De kantonrechter wees de vordering tegen [B] B.V. af en veroordeelde KFM in de proceskosten van [B] B.V.
6.De bespreking van de grieven6.1 KFM is niet in appel gekomen tegen de afwijzing van haar vordering op [B] B.V. Het gaat in appel dan ook om de verhouding tussen KFM en [appellant] .
grief Ikomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis dat [appellant] als vennoot van de v.o.f. heeft gehandeld. Als hij met KFM in persoon heeft gehandeld, heeft hij dat namens zijn eenmanszaak gedaan, aldus [appellant] , die erop wijst dat het contact tussen hem en KFM is ontstaan in het kader van de activiteiten van de eenmanszaak. Volgens [appellant] is van geldige grondslag van de facturen aan de eenmanszaak of de ontbonden v.o.f. echter geen sprake.
grieven II en IIIbestrijdt [appellant] dit oordeel. Volgens [appellant] is weliswaar afgesproken dat [E] voor hem zou werken, maar niet in het kader van een inleenovereenkomst, maar om [E] in de gelegenheid te stellen ‘mee te lopen’ in het bedrijf van [appellant] , ter voorbereiding op een volgende fase waarin [E] als zelfstandige werkzaamheden voor [appellant] zou gaan verrichten. Er was sprake van een stage van [E] in het bedrijf van [appellant] . [appellant] hielp [E] en KFM daarmee. KFM had te weinig werk voor [E] en zowel [E] als KFM hadden er belang bij dat [E] elders een nieuwe start zou kunnen maken.
grief IVbetrekking heeft.