Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
[datum] bij de man. [naam kind 1] is meerderjarig en woont bij de vrouw. De man betaalt zijn bijdrage in haar kosten van studie en levensonderhoud rechtstreeks aan [naam kind 1] .
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
[datum] , zal het hof uitgaan van deze datum als ingangsdatum voor wijzing van de partneralimentatie.
- een eigenwoningforfait van € 2.295,- per jaar;
- de aanspraak van de man op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting;
- de bijstandsnorm voor een alleenstaande met een draagkrachtpercentage van 60 voor partneralimentatie;
- een bijdrage in de kosten van de kinderen van € 1.369,- per maand, zoals door de rechtbank opgenomen in zijn alimentatieberekening.
€ 3.250,- is uitgekeerd in 2015. Deze bonussen zijn volgens de man inbegrepen in het fiscale jaarloon als vermeld op de overgelegde jaaropgaven. De vrouw heeft dit niet weersproken. Het hof stelt vast dat de man in de afgelopen jaren tweejaarlijks een bonus heeft ontvangen, zodat deze bonussen naar het oordeel van het hof niet als een incidentele bonus kunnen worden opgevat. Het hof laat hierbij de verkregen jubileumuitkering van € 1.365,- uit 2013 buiten beschouwing, nu deze incidenteel is verkregen. Het hof constateert dat niet is gebleken dat het inkomen van de man in 2017 significant afwijkt van dat van de voorgaande jaren of dat de man het door de vrouw geschatte veel hogere inkomen heeft. Nu de ingangsdatum van de verzochte wijziging 11 oktober 2017 is, zal het hof uitgaan van het inkomen van de man in 2017 en van de tarieven van juli 2017 als vermeld in de
€ 1.541,- bedragen. Nu het NBI van de man zonder hypotheekrenteaftrek € 4.572,- bedraagt, zou volgens de tussen partijen gemaakte afspraak 30% hiervan beschikbaar zijn voor zijn woonlasten. Dit komt neer op een bedrag van € 1.372,- per maand. Dat betekent dat de man met € 169,- per maand de overeengekomen maximale woonlast van 30% van zijn NBI overschrijdt. Het hof zal daarom geen rekening houden met de volledige woonlasten van de man, maar zijn woonlasten met € 169,- korten. Nu het hof tot een andere woonlast komt dan de rechtbank slaagt grief 5 van de man deels.
6.De slotsom
8 mei 2018 vernietigen en beslissen als volgt.
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
8 mei 2018 en opnieuw beschikkende:
M.J. Stolwerk, bijgestaan door mr. J.M.G. van Wijk als griffier, en is op 4 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.