Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [B] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
wonende te [A] ,
1.Het (verdere) verloop van het geding in de hoofdzaak in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
- de boerderij met ondergrond, erf en verdere opstallen gelegen aan de [a-straat ] 6-8 in [A] , kadastraal bekend gemeente [A] sectie [Y] nummer 3799, ter grootte van 3.39.80 hectare;
- percelen landbouwgrond en natuurgrond, gelegen aan en nabij de [a-straat ] in [A] , kadastraal bekend gemeente [A] sectie [Y] nummers 260, 1224, 1226, 2319, 3795, 3796, 3797, 3802, 3803, 3804, 3805, 3848, samen groot 8.66.62 hectare.
- de actuele stand van zaken in de onderneming van [appellant] , in het bijzonder de omvang van de onderneming en de resultaten alsmede de wijze waarop de onroerende zaken in de onderneming worden gebruikt, zoveel als mogelijk te onderbouwen met stukken;
- het bedrag dat [appellant] kan investeren in de toedeling van de onroerende zaken (rekening houdend met de omstandigheid dat hijzelf ook deelgenoot is en met de bedragen die hij verder in verband met de afwikkeling van de nalatenschappen van zijn ouders verwacht te ontvangen of te betalen), waarbij het hof van [appellant] verlangt dat hij dit bedrag zo exact als mogelijk zal begroten, zoveel als mogelijk te onderbouwen met stukken;
- de investeringen die daarnaast nog noodzakelijk zijn om het voor hem en zijn gezin nodige ondernemingsrendement te behalen, zoveel als mogelijk te onderbouwen met stukken;
- alle andere feiten en omstandigheden die naar inzicht van [appellant] van belang kunnen zijn voor de waardering van de onroerende zaken, zoals het toekomstperspectief en de aanwezigheid van bedrijfsopvolgers.