Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
de gemeente Heerde(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 april 2018, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 10 te [Z] werd vastgesteld op € 317.500. De heffingsambtenaar, de gemeente Heerde, had de waarde eerder vastgesteld op € 328.000. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en heeft beroep aangetekend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de waarde verlaagd, maar belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor het hoorgesprek in de bezwaarfase heeft toegekend. De heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, omdat hij het niet eens was met de verlaging van de waarde.
Tijdens de zitting op 21 maart 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk had gemaakt en dat de rechtbank ten onrechte geen punt voor het hoorgesprek had toegekend. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak bevestigd op € 317.500 en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een totaalbedrag van € 3.068, inclusief het griffierecht van € 126 voor het hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, raadsheer, en is op 9 april 2019 openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.