In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een effectenleaseovereenkomst tussen de appellant en Dexia Nederland B.V. De appellant heeft in eerste aanleg gevorderd dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd door zijn echtgenote, die geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de overeenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellant afgewezen, met de conclusie dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen en niet is vernietigd. De appellant stelt dat de vernietigingsbevoegdheid van zijn echtgenote niet was verjaard op het moment van de vernietiging in januari 2006. Het hof overweegt dat de verjaringstermijn voor de vernietiging van de overeenkomst begint te lopen op het moment dat de echtgenoot bekend is met de overeenkomst. Het hof stelt vast dat de echtgenote van de appellant op de hoogte was van de verlenging van de overeenkomst, maar dat de vernietiging van de verlenging tijdig is ingeroepen. Het hof laat de appellant toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het vermoeden dat zijn echtgenote vóór 13 maart 2000 met het bestaan van de oorspronkelijke overeenkomst bekend raakte. De beslissing van het hof houdt in dat de appellant de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren over de bekendheid van zijn echtgenote met de overeenkomst, en dat verdere beslissingen worden aangehouden.