ECLI:NL:GHARL:2019:3237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
200.244.945
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen in het kader van bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De verzoeker, die als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van de rechthebbende, verzocht om zijn ontslag te vernietigen. De rechthebbende en zijn partner, die eerder gehuwd waren, hadden een vertrouwensbreuk ervaren en stelden dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de bewindvoerder. Het hof oordeelde dat de relatie tussen de partijen ernstig verstoord was en dat er geen mogelijkheden meer waren voor samenwerking. De klachten van de rechthebbende over de bewindvoerder werden als gegrond beschouwd, en het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter om de bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder aan te stellen. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.244.945
(zaaknummer rechtbank Overijssel 6214959)
beschikking van 11 april 2019
inzake
[verzoeker], handelende onder de naam
[naam bedrijf],
in zijn hoedanigheid van (voormalige) bewindvoerder over de goederen van de
hierna te noemen rechthebbende,
postadres te [vestigingsplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. D.P.M. Buysrogge te Zwolle,
en
[verweerder]
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende of [verweerder] ,
advocaat: mr. M.P. Smit te Almelo,
en als belanghebbende
[verweerster 1],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster 1] ,
advocaat: mr. M.P. Smit te Almelo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 7 juni 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 4, ingekomen op 1 augustus 2018;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Buysrogge van 11 september 2018 met producties 5
tot en met 7.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 februari 2019 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, samen met zijn assistent bewindvoerder [naam assistent] en bijgestaan door zijn advocaat. [verweerder] en [verweerster 1] zijn ook in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat.

3.De feiten

3.1
[verweerder] en [verweerster 1] zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk is op [datum] ontbonden. De relatie van [verweerder] en [verweerster 1] is nadien hersteld. Kahlil en [verweerster 1] zijn in 2015 opnieuw gaan samenwonen.
3.2
Bij beschikking van 4 juni 2015 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen die toebehoren aan [verweerder] met benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van 13 juli 2015 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen die toebehoren aan [verweerster 1] met benoeming van [verzoeker] tot bewindvoerder.
3.4
Bij beschikkingen van 20 januari 2017 heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, het verzoek van [verweerster 1] (zaaknummer 5424372) en het verzoek van [verweerder] (zaaknummer 5424375) tot ontslag van [verzoeker] als haar/zijn bewindvoerder afgewezen.
3.5
Bij verzoekschrift en aanvullend verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op respectievelijk 3 augustus 2017 en 22 februari 2018, hebben [verweerder] en [verweerster 1] (opnieuw) verzocht om [verzoeker] te ontslaan en een opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.6
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 7 juni 2018 (met zaaknummer 6214959) heeft de kantonrechter [verzoeker] ontslagen als bewindvoerder van [verweerder] en heeft de kantonrechter [naam nieuwe bewindvoerder] , handelende onder de naam [naam bedrijf nieuwe bewindvoerder] , met ingang van twee maanden na de datum van die beschikking als opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.7
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 7 juni 2018 (met zaaknummer 5687964) heeft de kantonrechter [verzoeker] ontslagen als bewindvoerder van [verweerster 1] en heeft de kantonrechter [naam nieuwe bewindvoerder] , handelende onder de naam [naam bedrijf nieuwe bewindvoerder] , met ingang van twee maanden na de datum van die beschikking als opvolgend bewindvoerder benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] heeft in zijn beroepschrift op pagina 1, onder het kopje ‘algemeen’, te kennen gegeven dat zijn grief zich richt tegen de beschikking van 7 juni 2018 met zaaknummer 6214959 (betreffende [verweerder] ). Hij heeft de beschikking van 7 juni 2018 met zaaknummer 5687964 (betreffende [verweerster 1] ) niet in zijn beroepschrift genoemd en evenmin een kopie van die beschikking in het geding gebracht. Het enkele feit dat in het petitum van het beroepschrift in het verzoek tot vernietiging (in meervoud) het woord ‘beschikkingen’ is opgenomen is naar het oordeel van het hof onvoldoende om aan te nemen dat [verzoeker] zijn grief ook richt tegen de beschikking van 7 juni 2018 betreffende [verweerster 1] .
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast, dat [verzoeker] enkel in hoger beroep is gekomen van voornoemde beschikking met zaaknummer 6214959 (verder te noemen: de bestreden beschikking).
4.2
[verzoeker] is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, al dan niet onder aanvulling c.q. verbetering van de gronden, het verzoek om hem te ontslaan als bewindvoerder van [verweerder] , alsnog af te wijzen.
4.3
[verweerder] en [verweerster 1] voeren verweer en zij verzoeken het hof om de bestreden beschikking(en), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en voor zover nodig onder aanpassing of verbetering van de gronden, te bekrachtigen en [verzoeker] te veroordelen in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om ontslag te verlenen.
5.2
[verzoeker] stelt dat er geen gewichtige redenen zijn om hem ontslag te verlenen. Hij voert ter onderbouwing, kort samengevat, het volgende aan. Hij heeft zijn taken als bewindvoerder naar behoren uitgevoerd. De klachten die [verweerder] en [verweerster 1] jegens hem uiten zijn ongegrond. Het enkele feit dat [verweerder] en [verweerster 1] thans stellen dat er sprake is van een vertrouwensbreuk kan evenmin leiden tot een gewichtige reden die zijn ontslag rechtvaardigt. [verzoeker] stelt verder dat een wijziging van bewindvoerder kosten met zich brengt. Hij acht dit gezien de schuldenpositie van [verweerder] en [verweerster 1] onwenselijk.
5.3
[verweerder] en [verweerster 1] zijn van mening dat de kantonrechter terecht heeft geconcludeerd dat partijen over en weer fouten hebben gemaakt en dat dit heeft geleid tot een vertrouwensbreuk die als gewichtige reden dient te worden aangemerkt voor ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder. Zij voeren aan dat [verzoeker] zijn fouten bagatelliseert en zijn verantwoordelijkheid afschuift en dat [verzoeker] in de laatste maanden dat hij bewindvoerder van hen was, geen poging heeft gedaan om vragen te beantwoorden of fouten te erkennen en op te lossen. Hun vertrouwen in [verzoeker] is alleen maar verder afgenomen en er is geen sprake meer van een werkbare situatie. Verder voeren [verweerder] en [verweerster 1] aan dat het contact met en de informatieverstrekking door de huidige bewindvoerder goed verloopt. Voor de kosten die de wijziging van de bewindvoerder meebrengt kan volgens hen bijzondere bijstand worden aangevraagd.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Partijen maken elkaar over en weer verwijten. [verzoeker] verwijt [verweerder] en [verweerster 1] dat zij onvoldoende openheid hebben gegeven over hun (nieuwe) schulden en dat zij buiten zijn toezicht om financiële handelingen (waaronder het doen van aankopen en het laten uitkeren van inkomen buiten de beheerrekening om) hebben verricht. [verweerder] en [verweerster 1] verwijten [verzoeker] dat hij zijn taken onvoldoende heeft uitgevoerd en dat zij onvoldoende informatie van hem hebben ontvangen.
Zonder te oordelen dat die verwijten van beide partijen of één van hen (geheel of gedeeltelijk) terecht zijn, constateert het hof dat de relatie tussen partijen steeds meer verstoord is geraakt en inmiddels geruime tijd ernstig is verstoord. Gebleken is dat bij [verweerder] en [verweerster 1] groot wantrouwen tegen [verzoeker] is ontstaan door de uitvoering van het bewind en dat als gevolg hiervan de frustratie bij hen zeer hoog is opgelopen. Zo heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat [verweerder] regelmatig agressief en dreigend gedrag jegens [verzoeker] heeft vertoond en na een incident in oktober 2017 heeft [verzoeker] besloten enkel nog contact met [verweerster 1] te onderhouden. Dit laatste heeft echter niet geleid tot een herstel van de vertrouwensband tussen partijen. Het hof stelt vast dat de ontstane situatie tussen partijen onwerkbaar is en dat aan de zijde van [verweerder] en [verweerster 1] geen mogelijkheden meer zijn om de samenwerking met [verzoeker] te verbeteren en/of te herstellen.
5.5
Het hof is – met de kantonrechter in de bestreden beschikking – van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van gewichtige redenen om [verzoeker] als bewindvoerder te ontslaan en [naam nieuwe bewindvoerder] , handelde onder de naam [naam bedrijf nieuwe bewindvoerder] , tot opvolgend bewindvoerder te benoemen. De omstandigheid dat [verzoeker] nog wel mogelijkheden ziet voor samenwerking met [verweerder] en [verweerster 1] , zoals hij tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard, leidt niet tot een ander oordeel.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als hierna vermeld.
6.2
Het hof ziet in de aard van de zaak aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep te compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 7 juni 2018, uitgesproken onder zaaknummer 6214959, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A. Smeeïng-van Hees en G.J. Rijken, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door
mr. A. Smeeïng-van Hees en is op 11 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.