In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een verwijzing na een arrest van de Hoge Raad. De zaak is aanhangig gemaakt door de inspecteur van de Belastingdienst tegen [X] B.V. c.s., een fiscale eenheid. De onderhavige procedure draait om boetebeschikkingen die zijn opgelegd in de omzetbelasting over verschillende tijdvakken, waaronder april 2011 tot en met oktober 2011 en januari 2012. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 25 september 2015 uitspraak gedaan, maar deze beslissing is na verwijzing door de Hoge Raad opnieuw beoordeeld.
Tijdens de zitting op 11 april 2019 hebben partijen een compromis bereikt over de hoogte van de boetes. Het Hof heeft vastgesteld dat de boetebeschikkingen dienen te worden verminderd tot een totaalbedrag van € 5.000. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond verklaard, en het Hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De proceskosten zijn niet toegewezen aan de belanghebbende, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 april 2019 en de griffier heeft de uitspraak op 16 april 2019 aangetekend verzonden. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak bevat ook instructies voor het indienen van een cassatieberoep, inclusief de vereisten voor het beroepschrift en de verschuldigde griffierechten.