Uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
24 april 2019
[X]te [Z] (hierna: belanghebbende)
gemeente Arnhem(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland betreffende de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [A] en [B], heeft het hoger beroep ingesteld tegen de gemeente Arnhem, vertegenwoordigd door de heffingsambtenaar. De rechtbank had eerder op 26 april 2018 een uitspraak gedaan over de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2017, met als waardepeildatum 1 januari 2016. Tijdens de zitting op 11 april 2019 heeft het Hof vastgesteld dat de onroerende zaak op 2 november 2016 is verkocht voor € 70.000. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet heeft aangetoond dat deze koopsom niet de waarde per 1 januari 2016 weergeeft. De belanghebbende heeft ook gesteld dat de in haar taxatierapport genoemde waarde van € 73.000 niet alleen betrekking heeft op het appartementsrecht, maar ook een bijdrage in reserve- en onderhoudsfondsen omvat. Het Hof concludeert dat de WOZ-waarde van € 70.000 per 1 januari 2016 niet te laag is en verklaart het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, de WOZ-waarde wordt vastgesteld op € 70.000 en de heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende.