Uitspraak
De beslissingen van de kantonrechter
Het procesverloop
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
Dat is hier het geval.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 april 2017 het beroep van de betrokkene, [betrokkene] B.V., tegen de beslissingen van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen twee administratieve sancties die aan haar waren opgelegd als kentekenhouder van een voertuig. De sancties waren opgelegd voor overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op 27 maart 2016. De betrokkene stelde dat het voertuig ten tijde van de gedragingen bedrijfsmatig was verhuurd, en dat zij daarom geen sancties opgelegd had mogen krijgen.
Het hof heeft vastgesteld dat op basis van de huurovereenkomst en het uittreksel uit het handelsregister kan worden geconcludeerd dat het voertuig inderdaad bedrijfsmatig was verhuurd. Het hof oordeelde dat het oordeel van de kantonrechter, dat alleen sprake kan zijn van bedrijfsmatige verhuur wanneer de handelsnaam op de overeenkomst exact overeenkomt met een geregistreerde handelsnaam, geen steun vindt in het recht. Het hof vernietigde de sanctiebeschikkingen en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond. De opgelegde sancties konden niet in stand blijven, en het hof heeft bepaald dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid was gesteld, aan haar wordt gerestitueerd.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de voorwaarden waaronder een beroep op bedrijfsmatige verhuur kan slagen. Het hof heeft de beslissingen van de kantonrechter vernietigd en de sancties opgeheven, waarmee het de betrokkene in het gelijk stelde.