ECLI:NL:GHARL:2019:3724

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
WAHV 200.215.919 en 200.215.920
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Anjewierden
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen sanctiebeschikkingen wegens verkeersvoorschriften en bedrijfsmatige verhuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 april 2017 het beroep van de betrokkene, [betrokkene] B.V., tegen de beslissingen van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen twee administratieve sancties die aan haar waren opgelegd als kentekenhouder van een voertuig. De sancties waren opgelegd voor overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op 27 maart 2016. De betrokkene stelde dat het voertuig ten tijde van de gedragingen bedrijfsmatig was verhuurd, en dat zij daarom geen sancties opgelegd had mogen krijgen.

Het hof heeft vastgesteld dat op basis van de huurovereenkomst en het uittreksel uit het handelsregister kan worden geconcludeerd dat het voertuig inderdaad bedrijfsmatig was verhuurd. Het hof oordeelde dat het oordeel van de kantonrechter, dat alleen sprake kan zijn van bedrijfsmatige verhuur wanneer de handelsnaam op de overeenkomst exact overeenkomt met een geregistreerde handelsnaam, geen steun vindt in het recht. Het hof vernietigde de sanctiebeschikkingen en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond. De opgelegde sancties konden niet in stand blijven, en het hof heeft bepaald dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid was gesteld, aan haar wordt gerestitueerd.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de voorwaarden waaronder een beroep op bedrijfsmatige verhuur kan slagen. Het hof heeft de beslissingen van de kantonrechter vernietigd en de sancties opgeheven, waarmee het de betrokkene in het gelijk stelde.

Uitspraak

WAHV 200.215.919 en 200.215.920
29 april 2019
CJIB 197071105 en 197086632
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 10 april 2017
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
vertegenwoordigd door [B] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in beide zaken ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen verweerschriften in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene zijn als kentekenhouder bij inleidende beschikkingen twee administratieve sancties opgelegd, namelijk:
- een sanctie van € 161,- voor “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom met 18 km/u” (CJIB-nummer 197071105) en
- een sanctie van € 102,- voor “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom met 12 km/u” (CJIB-nummer 197086632).
Beide gedragingen zouden op 27 maart 2016 om 00:33 uur op de de Veluwedreef te Almere zijn verricht met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. Namens de betrokkene wordt niet betwist dat de gedragingen met haar voertuig zijn verricht. Gesteld wordt echter dat het voertuig ten tijde van de gedragingen was verhuurd.
3. Artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) luidt, voor zover hier van belang:
‘De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was.’
4. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene geen beroep toekomt op artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv, aangezien de naam op het verhuurcontract afwijkt van de handelsnamen die in het uittreksel van de Kamer van Koophandel zijn vermeld. Op grond daarvan overweegt de kantonrechter dat van bedrijfsmatige verhuur geen sprake is.
5. Het dossier bevat een afschrift van een huurovereenkomst waaruit blijkt dat het onder 1. genoemde voertuig van 26 maart 2016 10:30 uur tot 29 maart 2016 08:00 uur door [C] (KvK-nummer [00000] ) is verhuurd aan [D] .
6. De betrokkene heeft een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd, waaruit blijkt dat [betrokkene] B.V. (KvK-nummer [00000] ) onder meer opereert onder de volgende handelsnamen:
- [E] ;
- [betrokkene] B.V., tevens handelende onder de naam [F] .
7. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de huurovereenkomst en het uittreksel uit het handelsregister worden vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene ten tijde van de gedragingen bedrijfsmatig was verhuurd. Het kennelijke oordeel van de kantonrechter dat slechts van bedrijfsmatige verhuur sprake kan zijn wanneer de handelsnaam op de overeenkomst exact gelijk is aan een bij de Kamer van Koophandel geregistreerde handelsnaam vindt geen steun in het recht. Voldoende is dat uit de huurovereenkomst blijkt dat het voertuig door de kentekenhouder is verhuurd (vgl. het arrest van het hof van 22 mei 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:4603).
Dat is hier het geval.
8. Het beroep op artikel 8 van de Wahv slaagt. De aan de betrokkene opgelegde sancties kunnen niet in stand blijven. Het hof zal daarom als volgt beslissen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissingen van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissingen van de officier van justitie,
vernietigt de beschikkingen waarbij onder de CJIB-nummers 197071105 en 197086632 de administratieve sancties zijn opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv in beide zaken tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.