ECLI:NL:GHARL:2019:3945

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
200.190.088/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht woonruimte; vervolg op arrest inzake bewindvoerder en bewijsopdrachten aan verhuurder

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 7 mei 2019, wordt een vervolg gegeven op een eerder arrest van 5 maart 2019. De zaak betreft huurrecht woonruimte en de rol van de bewindvoerder. De bewindvoerder is verschenen in de procedure tegen hem, waarbij de procedure tegen de bewindvoerder is voortgezet. Het hof heeft de bewindvoerder opgeroepen om te verschijnen en heeft de partijen gevraagd aanvullende processtukken te overleggen. Het hof heeft in het tussenarrest van 5 maart 2019 al overwogen dat de bewindvoerder voor de betrokkenen [B] en [C] moet verschijnen, en dat aan de appellant bewijs en tegenbewijs zal worden opgedragen. De appellant moet feiten en omstandigheden aanleveren die kunnen aantonen dat [C] over de gereedschapskist beschikte en dat deze ten tijde van de ontruiming in de woning aanwezig was. De waarde van de gereedschapskist met het gereedschap is geschat op € 1.725,50. Het hof heeft verder bepaald dat indien de appellant getuigen wil oproepen, dit zal gebeuren voor een raadsheer-commissaris in het paleis van justitie in Leeuwarden. De appellant dient ook de namen en woonplaatsen van de getuigen tijdig aan de wederpartij en de griffier op te geven. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.190.088/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3887845 \ CV EXPL 15-1432)
arrest van 7 mei 2019
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Houkes Bewindvoerders B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over
[B] en [C] ,
kantoorhoudende te Emmen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg waren [B] en [C] eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna
: de bewindvoerderrespectievelijk
[B]en
[C]
advocaat: mr. C.C.N. Brens-Cats, kantoorhoudend te Emmen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 maart 2019 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest hebben [B] en [C] bij brief van 19 maart 2019 de bewindvoerder opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 2 april 2019. De bewindvoerder is verschenen en is als procespartij voor [B] en [C] in de plaats getreden.
1.2
Partijen hebben de aanvullende processtukken gefourneerd, waarna de datum voor het wijzen van arrest is bepaald.

2.Verdere beoordeling

2.1
Het hof blijft bij hetgeen in het tussenarrest van 5 maart 2019 is overwogen en beslist.
2.2
In het tussenarrest heeft het hof reeds overwogen dat in het geval de bewindvoerder voor [B] en [C] verschijnt aan [appellant] bewijs en tegenbewijs zal worden opgedragen als hierna in het dictum is bepaald.
2.3
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
draagt [appellant] op tot het leveren van
bewijsvan feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat
  • hij telefonisch een koopovereenkomst met [C] heeft gesloten, waarbij is overeengekomen dat hij het bankstel, de koelkast en de wasmachine voor € 200,- koopt en dat ter uitvoering van die koopovereenkomst € 200,- in contanten is betaald;
  • hij de stofzuiger, de friteuse en de huishoudtrap (met een gezamenlijke waarde van € 50,-) aan [B + C] c.s. heeft teruggegeven;
draagt [appellant] op tot het leveren van
tegenbewijstegen het voorshands oordeel dat [C] over de gereedschapskist beschikte, dat de gereedschapskist daardoor ook ten tijde van de ontruiming in de woning aanwezig moet zijn geweest en dat ten tijde van de ontruiming de waarde van de gereedschapskist met het gereedschap kan worden geschat met als uitgangspunt het gefactureerde bedrag van € 1.725,50;
bepaalt dat, indien [appellant] dat (tegen)bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof
mr. D.H. de Witte, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen in persoon bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hun naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden augustus 2019 tot en met november 2019 zal opgeven op de roldatum van
4 juni 2019waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. J.H. Kuiper en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 mei 2019.