ECLI:NL:GHARL:2019:4101

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
WAHV 200.216.458
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor het negeren van een rood verkeerslicht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie van € 230,- die aan de betrokkene is opgelegd voor het negeren van een rood verkeerslicht. De overtreding vond plaats op 28 september 2016 om 16.20 uur op de Raamweg te 's-Gravenhage. De betrokkene, als kentekenhouder, ontkent dat het verkeerslicht op rood stond toen hij de stopstreep passeerde en voert aan dat het verkeerslicht nog 0,31 seconden op geel stond. Hij stelt dat de formulering van artikel 68, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dubbelzinnig is en dat hij te maken had met ernstige overmacht door een verkeersinfarct.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging is verricht. De foto's in het dossier tonen aan dat het verkeerslicht op het moment van passeren 1,4 seconden rood licht had. Het hof oordeelt dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder de gegeven omstandigheden niet anders kon handelen. De betrokkene had moeten anticiperen op het verkeerslicht en het risico aanvaard door door te rijden bij geel licht.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van overmacht die de overtreding zou rechtvaardigen. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd.

Uitspraak

WAHV 200.216.458
13 mei 2019
CJIB 201973468
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 3 mei 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 28 september 2016 om 16.20 uur op de Raamweg te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene ontkent dat het verkeerslicht op rood stond toen hij de stopstreep passeerde. Hij heeft berekend dat het verkeerslicht nog 0,31 seconden op geel moet hebben gestaan nadat de voorzijde van zijn voertuig de stopstreep had gepasseerd. De betrokkene voert aan dat de formulering van artikel 68, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dubbelzinnig is. Daarin wordt gesproken over het naderen van 'het teken'. Daaruit begrijpt hij de op de weg ge
tekende stopstreep. Verder stelt de betrokkene dat er sprake was van ernstige overmacht omdat er een volledig en langdurig verkeersinfarct was tijdens de avondspits. Er was aan de overzijde van de kruising maar schaars ruimte beschikbaar om aan te sluiten in de rij auto's. De betrokkene heeft na een wachttijd van ongeveer 25 minuten behoedzaam de oversprong gewaagd en daarbij de geeltijd volledig benut.
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto's vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 0,6 seconden.
Foto 2: circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden."
5. Het dossier bevat twee foto's van de gedraging. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig met voormeld kenteken de stopstreep passeert, de achterwielen bevinden zich op de stopstreep. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig zich ter hoogte van de verkeerslichten bevindt. Op beide foto's is te zien dat het verkeerslicht rood licht uitstraalt. Uit de gegevens in de databalken onder aan de foto's blijkt dat het verkeerslicht op het moment dat de eerste foto werd gemaakt 0,6 seconden rood licht had uitgestraald, bij de tweede foto 1,4 seconden. De geeltijd was 2,9 seconden.
6. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 62 in verbinding met artikel 68, eerste lid, aanhef en onder c, van het RVV 1990. Artikel 68, eerste lid, van het RVV 1990 houdt in:
“Bij driekleurige verkeerslichten betekent:
a. groen licht: doorgaan;
b. geel licht: stop; voor bestuurders die het teken zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan;
c. rood licht: stop.”
7. Gelet op de gegevens in het zaakoverzicht en de foto's in het dossier stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. De berekeningen die de betrokkene heeft gemaakt betreffen de vraag of het voertuig bij rood licht de stopstreep gepasseerd heeft. Beantwoording van die vraag is niet nodig nu -onbetwist- kan worden vastgesteld dat het verkeerslicht 1,4 seconde rood licht had uitgestraald op het moment dat de betrokkene dit verkeerslicht passeerde.
8. Op grond van artikel 79 van het RVV 1990 moet bij een rood verkeerslicht worden gestopt voor de voor de bestuurder bestemde stopstreep. De verplichting om voor het rode licht te stoppen vervalt echter niet als een betrokkene de stopstreep is gepasseerd voordat het licht op rood springt, maar het verkeerslicht nog niet is gepasseerd. Ook in dergelijke gevallen dient te worden gestopt voor het rode verkeerslicht (vgl. het arrest van het hof van 13 november 2002, vindplaats op rechtspraak.nl ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0656).
9. Dat de formulering van artikel 68 van het RVV 1990 naar de mening van de betrokkene dubbelzinnig is, maak dit niet anders. Het hof oordeelt dat formulering niet zodanig is dat daar alleen uit zou kunnen volgen dat met 'het teken' de stopstreep wordt bedoeld en bestuurders die de stopstreep zijn gepasseerd terwijl het verkeerslicht geel licht uitstraalde door mogen rijden als het licht rood wordt. Het woord "teken" heeft een tweeledige betekenis, namelijk stopstreep en verkeerslicht (vergelijk de paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk III van het RVV 1990.)
10. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er omstandigheden zijn die aanleiding geven om de sanctie te matigen of achterwege te laten. De betrokkene doet een beroep op de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, er was namelijk sprake was van ernstige overmacht door een verkeersinfarct.
11. Aan een beroep op overmacht dient tenminste de eis te worden gesteld dat feiten en omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk kan worden dat de bestuurder onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan.
12. De betrokkene heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Het hof overweegt dat in het algemeen van een bestuurder mag worden verwacht dat hij te allen tijde in staat is zijn voertuig tijdig en op een verantwoorde wijze voor een verkeerslicht tot stilstand te brengen. Van een bestuurder mag men immers verwachten dat hij anticipeert op een naderend verkeerslicht. Dat er aan de overkant van de kruising weinig ruimte zou zijn geweest om bij het verkeer aan te sluiten en dat de betrokkene al 25 minuten had staan wachten, brengt niet mee dat de betrokkene niet kon stoppen. Doordat de betrokkene bij geel licht is doorgereden, heeft hij het risico aanvaard dat het verkeerslicht nog gedurende zijn manoeuvre rood licht zou gaan uitstralen. Deze omstandigheid dient voor zijn rekening te komen.
12. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Daarom zal het hof die beslissing bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.