In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2019 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om voorlopige voorzieningen met betrekking tot partneralimentatie. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland over de partneralimentatie die de man aan haar moet betalen. De man heeft op zijn beurt een voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek ingediend. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 11 maart 2019 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 april 2019.
De vrouw verzoekt het hof om een hogere bijdrage in haar levensonderhoud, terwijl de man verzoekt om niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw in haar verzoek. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de behoefte van de vrouw aan aanvullende partneralimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een bijdrage van € 1.160,- per maand, te betalen door de man, met ingang van de datum van de beschikking. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de argumenten van beide partijen en de relevante wetgeving.