ECLI:NL:GHARL:2019:4511

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
200.257.906/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor jeugdige onder toezicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige, aangeduid als [verzoekster]. De jeugdige staat onder toezicht sinds 21 juli 2017 en is uit huis geplaatst. De kinderrechter had eerder een machtiging gesloten jeugdhulp verleend, die door de GI was aangevraagd op basis van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De verzoekster heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij de noodzaak en de duur van de machtiging aanvecht. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail bekeken, inclusief de mondelinge behandeling op 9 mei 2019, waar zowel de verzoekster als de GI aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster positieve stappen heeft gemaakt sinds haar plaatsing in een gesloten setting, waaronder het volgen van onderwijs en het ontvangen van therapie. Desondanks oordeelt het hof dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft, gezien de ernst van de problemen en het eerdere wegloopgedrag van de verzoekster. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter voor de periode van 5 maart 2019 tot 21 juli 2019, maar vernietigt de machtiging voor de periode na 21 juli 2019, omdat de ondertoezichtstelling dan afloopt. De beslissing benadrukt het belang van de voortzetting van de hulpverlening en de noodzaak om de positieve ontwikkeling van de verzoekster te blijven ondersteunen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.257.906/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/229445 / JE RK 19-358)
beschikking van 23 mei 2019
inzake
[verzoekster] ,
verblijvende bij de [A] te [B] (hierna: [A] ), verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] , advocaat: mr. M. van der Steeg te Schalkhaar,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 15 april 2019;
- het verweerschrift met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 mei 2019 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is mevrouw [D] verschenen. Tevens is de moeder verschenen.

3.De feiten

3.1
Het ouderlijk gezag over [verzoekster] wordt uitgeoefend door de moeder.
3.2
[verzoekster] staat onder toezicht vanaf 21 juli 2017 en zij is sindsdien ook uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 21 juli 2019.
3.3
De GI heeft op 1 maart 2019 de kinderrechter verzocht ten aanzien van [verzoekster] op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van één jaar. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoekster] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft ingestemd met het verzoek.
3.4
Bij beschikking van 1 maart 2019 is voor [verzoekster] een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 1 maart 2019 voor de duur van twee weken.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 5 maart 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] verleend van 5 maart 2019 tot uiterlijk 5 september 2019.
3.6
[verzoekster] woonde tot aan haar uithuisplaatsing bij haar moeder. In augustus 2016 is [verzoekster] , na een korte plaatsing in het netwerk, geplaatst op een behandelgroep in [C] ( [E] ), waarna zij in december 2017 is geplaatst in een beschermde woon- en behandelvoorziening in [F] ( [G] ). In maart 2019 is [verzoekster] geplaatst op een gesloten groep van de [A] in [B] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 5 maart 2019. Deze grieven zien op (de noodzaak en de duur van) de machtiging gesloten jeugdhulp. [verzoekster] verzoekt het hof, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
primair: het verzoek tot verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen;
subsidiair: ten aanzien van [verzoekster] een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te verstrekken;
meer subsidiair: het verzoek tot verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp toe te wijzen voor een maximale periode van in zijn geheel drie maanden, dus tot 1 juni 2019, kosten rechtens.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep van [verzoekster] af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk
is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 6.1.3 lid 1 Jeugdwet een dergelijke machtiging slechts kan worden verleend voor de duur dat de jeugdige onder toezicht is gesteld. Hieruit volgt dat de beschikking van de kinderrechter in elk geval dient te worden vernietigd voor zover daarbij een machtiging is verleend voor de periode na 21 juli 2019. Immers de ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 21 juli 2019.
Voor wat betreft de door de kinderrechter verleende machtiging gesloten jeugdhulp voor zover deze ziet op de periode van 5 maart 2019 tot 21 juli 2019, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, oordeelt het hof als volgt.
5.3
Aan de formele vereisten voor een machtiging gesloten jeugdhulp volgens artikel 6.1.2 lid 5 (verklaring GI noodzaak jeugdhulp) en 6.1.2. lid 6 (verklaring gedragswetenschapper) Jeugdwet is voldaan.
5.4
Het hof onderschrijft het oordeel van de kinderrechter dat de gronden voor de gesloten plaatsing van [verzoekster] aanwezig zijn en neemt de motivering daarvan - na eigen onderzoek - over. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
5.5
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is naar voren gekomen dat [verzoekster] positieve stappen heeft gemaakt sinds zij op de groep in de gesloten setting verblijft.
Zo volgt [verzoekster] weer volledig onderwijs op MBO niveau, nadat ze zich jaren aan onderwijs heeft onttrokken. [verzoekster] heeft contact met een drugsconsulente, krijgt (schema)therapie en staat op de wachtlijst voor het volgen van EMDR. [verzoekster] geeft zelf ook aan dat de gesloten plaatsing heeft geleid tot genoemde verbeteringen in haar leven en dat er stapsgewijs geoefend wordt met het uitbreiden van haar vrijheden. [verzoekster] geeft aan dat ze inmiddels
op een besloten groep zit, rondjes mag lopen en samen met anderen naar het dorp mag.
De GI heeft ter zitting van het hof bevestigd dat sprake is van een (zeer) positieve ontwikkeling, maar vindt verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp nog wel noodzakelijk zodat de ingezette hulp en behandeling kan worden voortgezet en tegelijkertijd (stapsgewijs) kan worden toegewerkt naar de plaatsing van [verzoekster] op een open groep. De GI hoopt dat [verzoekster] net voor de start van het nieuwe schooljaar op een passende (open) vervolgplek kan worden geplaatst.
5.6
Ook het hof is van oordeel dat de gesloten plaatsing op dit moment niet dient te worden beëindigd. De verbeteringen die [verzoekster] laat zien vallen haar zeer te prijzen, maar kunnen, gelet op de ernst van de geconstateerde opgroei- en opvoedingsproblemen en het eerdere wegloopgedrag, niet leiden tot het oordeel dat de gronden voor de gesloten plaatsing niet meer aanwezig zijn.
Omdat de (zeer) positieve ontwikkeling die [verzoekster] doormaakt nog erg pril is, acht het hof het van belang dat de resterende duur van de gesloten plaatsing (in deze tot 21 juli 2019) wordt benut om verder te werken aan de onderliggende problematiek van [verzoekster] . Een open setting is daarvoor op dit moment nog niet de geëigende plek. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de noodzakelijke hulpverlening en het onderwijs vanuit de open behandelgroepen in de voorgaande jaren steeds niet (voldoende) van de grond zijn gekomen. Daar komt bij dat er op dit moment nog geen geschikte vervolgplek voor [verzoekster] beschikbaar is. Duidelijk is geworden dat [verzoekster] niet terug kan, zoals zij zelf wenst, naar [G] . Om dezelfde redenen is het hof van oordeel dat het te vroeg is voor een voorwaardelijke machtiging zoals door [verzoekster] (subsidiair) verzocht. Tot slot ziet het hof geen aanleiding om de duur te bekorten tot 1 juni 2019 zoals door [verzoekster] (meer subsidiair) verzocht. De machtiging loopt tot 21 juni 2019 en wanneer de positieve lijn in de ontwikkeling van [verzoekster] stand houdt moet in de komende maanden toegewerkt kunnen worden naar een plaatsing in een open setting. Het is nu aan [verzoekster] zelf om de kansen die haar in dat kader worden geboden optimaal te benutten en in haar gedrag en houding te blijven laten zien dat sprake is van een bestendige positieve ontwikkeling.
5.7
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband
met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [verzoekster] naar volwassenheid ernstig belemmeren en het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat zij zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoekster] is verleend voor de periode van 5 maart 2019 tot 21 juli 2019 en vernietigen voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoekster] is verleend voor de periode van
21 juli 2019 tot 5 september 2019, onder afwijzing van het inleidend verzoek in zoverre.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 maart 2019, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoekster] is verleend voor de periode van 5 maart 2019 tot 21 juli 2019;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 5 maart 2019, voor zover daarbij een machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [verzoekster] is verleend voor de periode van 21 juli 2019 tot 5 september 2019 en wijst het verzoek van de GI tot in zoverre af;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 23 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.