Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, is afgewezen. De vader en moeder zijn de ouders van drie minderjarige kinderen, die sinds 2016 bij de moeder wonen. De vader heeft zorgen over de thuissituatie van de kinderen bij de moeder en vreest dat zij mishandeld worden. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de vader zijn grieven heeft gepresenteerd en de moeder verweer heeft gevoerd. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 mei 2019.
Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen van de vader oprecht zijn, maar dat deze niet worden ondersteund door feiten. De raad voor de kinderbescherming, de huisarts en de school van de kinderen hebben geen zorgen geuit over de thuissituatie. Het hof heeft ook opgemerkt dat de vader zelf lijdt onder zijn zorgen, wat leidt tot geestelijke en fysieke klachten. De moeder heeft hulpverlening ingeschakeld om met de situatie om te gaan.
Het hof concludeert dat de kinderen al geruime tijd bij de moeder wonen en dat er geen redenen zijn om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De vader's verzoek wordt afgewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. Het hof roept de vader op om zijn zorgen te laten rusten en zijn hulpverlening voort te zetten.