ECLI:NL:GHARL:2019:4889

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
200.251.581/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over informatieplicht van de moeder in het belang van het kind en de ontkenning van de vader over het overtreden van een locatieverbod

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de informatieplicht van de moeder jegens de vader centraal, in het kader van de zorg voor hun minderjarige kind. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin zijn verzoek tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling was afgewezen. De moeder, verweerster in hoger beroep, voert aan dat het belang van het kind zich verzet tegen het opleggen van een informatieplicht, vooral gezien de spanningen die de vader veroorzaakt door zijn gedrag, waaronder stalking en bedreiging.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat de vader zich niet heeft gehouden aan een locatieverbod dat hem was opgelegd in het kader van zijn penitentiaire programma. Dit verbod was bedoeld om de rust te bewaren tussen de vader en de moeder, die al jaren in een onveilige situatie verkeert. De vader ontkent echter dat hij het verbod heeft overtreden en stelt dat hij op de betreffende datum niet in de woonplaats van de moeder was.

Het hof heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen en komt tot de conclusie dat de ontkenning van de vader ongeloofwaardig is. De moeder heeft overtuigend aangetoond dat de vader op de datum in kwestie in de woonplaats was, wat haar veel spanning en onrust bezorgt. Het hof oordeelt dat het in het belang van het kind is om de informatieplicht niet op te leggen, gezien de onbetrouwbaarheid van de vader en de negatieve impact die dit zou hebben op de moeder en het kind. De beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, en het verzoek van de vader wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.251.581/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/123493 / FA RK 18-1304)
beschikking van 6 juni 2019
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C.N. Cats te Emmen,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. Kremer-Volmbroek te Emmen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 26 september 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 19 december 2018;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van
11 januari 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Cats van 24 april 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Kremer-Volmbroek van 25 april 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 mei 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2.3
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een journaalbericht van mr. Cats van 20 mei 2019 met productie(s) en een journaalbericht van mr. Kremer-Volmbroek van 21 mei 2019 met productie(s).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2012, over wie de moeder alleen het gezag uitoefent.
3.2
[de minderjarige] heeft zijn gewone verblijfplaats bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de informatieplicht van de moeder jegens de vader.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de vader tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling afgewezen.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 26 september 2018. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking deels te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling toe te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en zij verzoekt het hof om de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem dit te ontzeggen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof onderschrijft het oordeel van de kinderrechter dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen het opleggen van een verplichting tot het verstrekken van informatie en neemt de motivering daarvan - na eigen onderzoek - over. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
5.2
De moeder heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat de vader zich niet
heeft gehouden aan het locatieverbod in het kader van zijn penitentiaire programma, inhoudende:
U bevindt zich niet in de woonplaats van het slachtoffer van de bedreiging namelijk [B] , zolang de reclassering dit nodig acht. U werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Dit verbod wordt ondersteund door de wijkagent van [B] , mede om de rust tussen hen te bewaren.
De moeder heeft gezien dat de vader op 2 februari 2019 in [B] was terwijl hij
daar gelet op bijzondere voorwaarden verbonden aan het Penitentiaire Programma met Elektronische Controle (ook te noemen: het penitentiaire programma) niet mocht komen.
De week erna is de vader door familie van de moeder wederom in [B] gezien.
De moeder ervaart hierdoor veel spanning en onrust en is heel bang dat wanneer zij de vader informatie over [de minderjarige] moet verstrekken, hem dit aanknopingspunten zal geven om haar opnieuw gericht te stalken en te bedreigen. Het hof constateert dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zeer geëmotioneerd is. De vader betwist dat hij op 2 februari 2019 is [B] is geweest.
Volgens de vader is zijn enkelband pas op 16 februari 2019 verwijderd en mitsdien zou de reclassering het hebben geweten en gemeld als hij het locatieverbod op 2 februari 2019 zou hebben overtreden. Omdat partijen op dit punt lijnrecht tegenover elkaar staan, heeft het hof de vader in de gelegenheid gesteld om aan te tonen wanneer zijn enkelband is uitgelezen en/of verwijderd. De vader heeft hierop bij journaalbericht van 20 mei 2019 een email van een medewerker van de reclassering overgelegd, waaruit onder meer blijkt dat hij sinds
24 oktober 2018 deelneemt aan het penitentiaire programma en dat de fictieve einddatum daarvan 10 juni 2019 is.
5.3
Naar het oordeel van het hof heeft de vader met het door hem ingediende stuk echter niet kunnen weerleggen dat hij op 2 februari 2019 in [B] is geweest. In de door hem overgelegde email wordt slechts de fictieve einddatum van het penitentiaire programma genoemd maar daaruit blijkt niet op welke datum zijn enkelband daadwerkelijk is verwijderd. Uit de door de moeder bij haar journaalbericht van 21 mei 2019 overgelegde stukken leidt het hof af dat de enkelband van de vader medio januari 2019 al is verwijderd. Daarom acht het hof de ontkenning van de vader dat hij op 2 februari 2019 in [B]
is geweest (ter onderbouwing waarvan hij heeft aangevoerd dat hij toen nog een enkelband had) en dus het locatieverbod niet heeft overtreden ongeloofwaardig. Nu de vader onbetrouwbaar is gebleken in de verklaringen die hij aflegt en in aanmerking genomen
dat de moeder zich al jaren in een zeer onrustige situatie bevindt als gevolg van de ernstig verstoorde verhoudingen met de vader, kan ook thans niet van haar gevergd worden dat zij contact met de vader moet gaan onderhouden. De uitvoering van een informatieregeling zal spanning en onrust voor de moeder opleveren, hetgeen niet in het belang van [de minderjarige] is.
5.4
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover aan zijn oordeel onderworpen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
26 september 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-Van der Marck, M.P. den Hollander en R. Feunekes, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 6 juni 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.