ECLI:NL:GHARL:2019:4927

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
200.198.600
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor inklaringskosten onder CMR of zaakwaarneming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van [Geïntimeerde] voor inklaringskosten die zijn gemaakt door United Parcel Service Nederland B.V. (UPS). UPS had in eerste aanleg betaling gevorderd van een bedrag van € 3.910,29, dat bestond uit kosten voor inklaring, BTW en invoerrechten, maar de kantonrechter had deze vordering afgewezen. UPS ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat [Geïntimeerde] door de inontvangstneming van de zendingen instemde met de voorwaarden van de vervoerovereenkomsten en dus aansprakelijk was voor de kosten. Het hof oordeelde dat [Geïntimeerde] als geadresseerde van de goederen moet worden aangemerkt als partij bij de vervoerovereenkomsten en dat zij gebonden is aan de instructies van de afzender, Phaselus S.A., om de inklaringskosten te vergoeden. Het hof oordeelde verder dat de vordering van UPS ook op basis van zaakwaarneming toewijsbaar was, omdat [Geïntimeerde] zich had ingelaten met de behartiging van haar belangen bij de invoer van de muziekinstrumenten. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van UPS toe, inclusief de bijkomende kosten en rente. [Geïntimeerde] werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.198.600
(zaaknummer rechtbank Gelderland 4846955)
arrest van 11 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
United Parcel Service Nederland B.V.
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
appellante, in eerste aanleg eiseres,
hierna: UPS,
advocaat: mr. V. Holthuizen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Geïntimeerde]
gevestigd te [Vestigingsplaats] ,
geïntimeerde, in eerste aanleg gedaagde,
hierna: [Geïntimeerde] ,
in hoger beroep niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 24 februari 2016 en 8 juni 2016 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Arnhem) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 augustus 2016,
  • het tegen [Geïntimeerde] verleende verstek,
  • de memorie van grieven met producties.
2.2
Vervolgens heeft UPS de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten:
3.1
[Geïntimeerde] en de in Zwitserland gevestigde onderneming Phaselus S.A. (hierna: Phaselus) zijn met elkaar overeengekomen dat [Geïntimeerde] als
sales agentvoor Phaselus muziekinstrumenten te koop zou aanbieden aan derden, tegen betaling van een commissie over de verkoopprijzen.
3.2
Phaselus heeft binnen het kader van deze afspraken muziekinstrumenten naar [Geïntimeerde] gestuurd in drie zendingen, met tussenpozen van meerdere weken. Dit vervoer is telkens aan UPS opgedragen waarbij Phaselus en UPS overeenkwamen dat Phaselus aan UPS uitsluitend de kosten van het vervoer aan UPS betaalt, maar niet de uitgaven die zijn verbonden aan de (noodzakelijke) inklaring in de EG.
3.3
UPS heeft gezorgd voor inklaring van elk van de drie zendingen. De ter zake daarvan geheven BTW en invoerrechten heeft zij voldaan. Vervolgens heeft zij de zendingen afgeleverd bij [Geïntimeerde] , die deze in ontvangst heeft genomen en heeft gehouden.
3.4
UPS heeft [Geïntimeerde] ter zake van de inklaring drie facturen gestuurd (d.d. 1 juli 2015, 8 september 2015 en 22 september 2015), waarbij zij de door haar betaalde invoerrechten en BTW in rekening heeft gebracht met een vergoeding voor het verzorgen van de inklaring. Bij een vierde factuur (d.d. 27 oktober 2015) heeft UPS aan [Geïntimeerde] tevens € 15 in rekening gebracht wegens ‘Late betalingsregeling’. Het totaalbedrag van de vier facturen is € 3.910,29.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
UPS heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van het bedrag van € 3.910,29, verhoogd met rente en een vergoeding voor incassokosten, en gevorderd dat [Geïntimeerde] tevens in de proceskosten zal worden veroordeeld.
4.2
De kantonrechter heeft bij het eindvonnis van 8 juni 2016 de vorderingen van UPS afgewezen en UPS in de (tot dan toe op nihil begrote) proceskosten veroordeeld.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
UPS heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Volgens haar grief I is [Geïntimeerde] door de inontvangstneming en het behouden van de zendingen toegetreden tot de tussen Phaselus en UPS tot stand gekomen overeenkomsten van vervoer en heeft zij ingestemd met de conditie die deel uitmaakte van elk van die overeenkomsten, dat UPS voor de inklaring zou zorgen en daarvoor door [Geïntimeerde] zou worden betaald. Indien UPS geen invoerrechten en BTW had voorgeschoten, had zij de zendingen niet bij [Geïntimeerde] kunnen afleveren. [Geïntimeerde] had kunnen weigeren de zendingen in ontvangst te nemen en had de zendingen ook nog kunnen teruggeven aan UPS, in welk geval UPS de door haar betaalde BTW en invoerrechten had kunnen terugvorderen, maar [Geïntimeerde] heeft dat niet gedaan, aldus nog steeds de toelichting van UPS op grief I.
5.2
Partijen hebben zich niet uitgelaten over het rechtsregime dat op de drie vervoerovereenkomsten van toepassing is.
CMR
5.3
Voor zover het vervoer van Zwitserland naar Nederland plaatsvond over de weg, ging het om grensoverschrijdend wegvervoer waarop het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) van toepassing is. Dit geldt ook indien het vervoer slechts ten dele over de weg plaatsvond en het daarbij over een landsgrens is gegaan.
5.4
Door de inontvangstneming van de door UPS vervoerde goederen moet [Geïntimeerde] (als geadresseerde) in dat geval aangemerkt worden als partij bij de drie vervoerovereenkomsten. Daarom moet tevens worden aangenomen dat [Geïntimeerde] gebonden is aan de instructie van Phaselus aan UPS om [Geïntimeerde] met de inklaringskosten te belasten. Dit maakt [Geïntimeerde] jegens UPS aansprakelijk ter zake van de inklaringskosten en BTW, die UPS uit hoofde van de vervoersovereenkomst heeft betaald.
5.5
[Geïntimeerde] heeft in eerste aanleg als verweer aangevoerd dat haar commissie slechts 10% van de koopprijs was, zodat het onlogisch zou zijn dat zij de (aanmerkelijk hogere) kosten van de import draagt, maar dat regardeert de vervoerder uiteraard niet. Phaselus en [Geïntimeerde] kunnen onderling de kosten van inklaring verdelen, waar UPS buiten staat. Voor zover [Geïntimeerde] is belast met kosten die volgens de afspraken die zij met de afzender Phaselus heeft gemaakt voor rekening van die afzender komen, zal zij Phaselus daarop kunnen aanspreken. Indien [Geïntimeerde] die kosten niet aan UPS wenste te betalen, had zij kunnen weigeren om de zendingen in ontvangst te nemen.
Algemeen regime
5.6
De vordering is in elk geval toewijsbaar op grond van zaakwaarneming, zoals UPS heeft betoogd met grief IV. Indien namelijk [Geïntimeerde] niet gebonden is aan de door Phaselus met UPS gesloten vervoerovereenkomsten kan UPS zich beroepen op de regeling van de artikelen 6:198 en 6:200 BW, die meebrengt dat [Geïntimeerde] , als belanghebbende, de schade moet vergoeden die UPS lijdt door zich willens en wetens en op redelijke grond in te laten met de behartiging van het belang van [Geïntimeerde] bij de invoer van de muziekinstrumenten in de EG.
Wat betekent dit voor de vorderingen van UPS?
5.7
De vordering tot betaling van de eerste drie factuurbedragen ad in totaal € 3.895,29 blijkt op grond van het vorenstaande gegrond te zijn. UPS vordert daarnaast betaling van de bij de vierde factuur in rekening gebrachte ‘toeslag’ van € 15, vergoeding van € 516,03 incassokosten - gelet op de hoofdsom is dit bedrag volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toelaatbaar en vergoeding van de wettelijke handelsrente. Tegen geen van deze bijkomende vorderingen is afzonderlijk verweer gevoerd. Ook de nevenvorderingen zijn daarom gegrond.

6.De slotsom

6.1
De grieven I en IV slagen en dit leidt al tot toewijzing van de vorderingen, zodat de overige grieven niet hoeven te worden besproken. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vorderingen van UPS zullen worden toegewezen. [Geïntimeerde] wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de kosten van de beide instanties worden veroordeeld. De veroordelingen zullen, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
6.2
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van UPS zullen worden vastgesteld op:
- de explootkosten € 82,54
- het griffierecht € 471, -
(subtotaal verschotten € 553,54)
- voor salaris van de advocaat € 768, - (2 punten x liquidatietarief, schaal I).
6.3
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van UPS zullen worden vastgesteld op, tot vandaag:
- explootkosten € 82,54
- griffierecht € 718, -
(subtotaal verschotten € 800,54)
- voor salaris van de advocaat € 759 (1 punt x tarief I)

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Arnhem van 8 juni 2016 en doet opnieuw recht;
veroordeelt [Geïntimeerde] om aan UPS € 4.473,05 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrechte over de hoofdsom van € 3.910,29 vanaf 29 oktober 2015 tot de dag van de betaling;
veroordeelt [Geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, aan de zijde van UPS wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 553,54 voor verschotten en op € 768 voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en wat betreft het hoger beroep tot aan deze uitspraak op € 800,54 voor verschotten en op € 759 voor advocatensalaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, Th.C.M. Willemse en H. Manuel, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2019.