ECLI:NL:GHARL:2019:5286

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
200.240.352/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellante in hoger beroep wegens ontbreken van formele procespartij

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2019, is appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. De zaak betreft een bewindvoering waarbij de bewindvoerder niet is opgeroepen en niet in rechte is verschenen. De appellante, die onder bewind staat, kan zelf geen procespartij zijn. Dit is in een eerder tussenarrest op 29 januari 2019 reeds overwogen. Appellante had de mogelijkheid om haar bewindvoerder op te roepen, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor is het hof van oordeel dat appellante niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep. De kosten van de procedure in hoger beroep zijn voor rekening van appellante, die wordt veroordeeld tot betaling van € 318,- aan griffierecht en € 1.074,- aan salaris advocaat aan de zijde van de geïntimeerden. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.240.352/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/158574 / KG ZA 17-339)
arrest in kort geding van 25 juni 2019
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. S.A.G. de Vries, kantoorhoudend te Heerenveen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. S. Vaupell, kantoorhoudend te Wolvega.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Op 29 januari 2019 is een tussenarrest gewezen. Vervolgens heeft [appellante] een tweetal deurwaardersexploten overgelegd. [geïntimeerde1] heeft daarop nog een akte genomen. Daarna hebben partijen aanvullend stukken overgelegd en is arrest bepaald.

2.Procespartij

2.1
In het tussenarrest is (in rechtsoverweging 3.2) overwogen dat de bewindvoerder en niet de rechthebbende zelf als procespartij dient op te treden. [appellante] is in de gelegenheid gesteld de bewindvoerder op te roepen om in het geding te verschijnen en haar standpunt kenbaar te maken.
2.2
[appellante] heeft wel de bewindvoerders van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] doen oproepen, maar haar eigen bewindvoerder heeft zij, in weerwil van wat in het tussenarrest was overwogen en beslist, niet doen oproepen. Nu de bewindvoerder van [appellante] niet is opgeroepen en niet in rechte is verschenen en [appellante] zelf geen formele procespartij kan zijn geldt dat zij niet-ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.
2.3
Als in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Die kosten zullen worden vastgesteld op € 318,- griffierecht aan de zijde van [geïntimeerde1] en € 1.074,- aan salaris advocaat ( [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] gezamenlijk, 1 punt tarief II).

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 318,- aan griffierecht aan de zijde van [geïntimeerde1] en € 1.074,- aan salaris advocaat ( [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] gezamenlijk).
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. H. de Hek en mr. O.E. Mulder en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.