Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
hof: bedoeld wordt 18] van de dagvaarding is aangegeven en voorts deze toestand te (doen) houden alsmede om (II) de haag en de vier klimop te snoeien en gesnoeid te houden tot maximaal op de wettelijke hoogte, alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van het geding.
“ [appellant] zal onder meer vorderen dat alle genoemde bomen worden verwijderd en verwijderd blijven tot de denkbeeldige lijn, over de volle breedte van de bomenrij, vanaf de hoogte van 2 meter op de erfgrens tot aan de dakhoogte van de onroerende zaak aan de noordzijde van de woning van [geïntimeerden] c.s.”
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
“tot de denkbeeldige lijn, over de volle breedte van de bomenrij vanaf de hoogte van 2 meter op de erfgrens tot aan de dakhoogte van de onroerende zaak aan de noordzijde van de woning van [geïntimeerden] c.s.”. Ter comparitie heeft de advocaat van [appellant] aangegeven dat de vordering inhoudt dat, te rekenen vanaf de erfgrens vanaf een hoogte gelijk aan de nok van de schuur van [appellant] (4 meter hoog) een denkbeeldige lijn moet worden getrokken naar de nok van de woning van [geïntimeerden] c.s. (6 meter hoog) en dat alles boven die lijn verwijderd dient te worden. Dit betekent dat [appellant] vordert dat alle bomen, gelegen aan de kant van de woning van [geïntimeerden] c.s. die grenst aan het perceel van [appellant] (de noordzijde van het perceel van [geïntimeerden] c.s.), worden afgetopt op een hoogte van 4 meter oplopend tot 6 meter. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] c.s. de vordering zo ook heeft kunnen begrijpen, mede gelet op het feit dat de begrijpelijkheid van de vordering in eerste aanleg geen punt van debat is geweest. [appellant] lijkt met zijn toelichting echter een eisvermindering te hebben beoogd maar heeft ter zake geen akte genomen noch ter comparitie akte verzocht van de vermindering van eis (Hoge Raad 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5695, en recent Hoge Raad 21 juni 2019 ECLI:NL:HR:2019:997). Het hof zal dan ook uitgaan van de vordering zoals geformuleerd in de dagvaarding.