Uitspraak
[verzoeker] ,
Bolkesteijn,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
"Opmerking verbalisant: Ik maak foto's van zichtbaar letsel aan het oor en nek."
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
grief 1opgenomen bezwaren van [verzoeker] tegen het oordeel van de kantonrechter kunnen, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt worden samengevat. De ontslagbrief fixeert de ontslagreden. Die brief noemt als ontslagreden het vier maal slaan van de heer [B] op armen en hoofd. Dat had dus bewezen moeten worden, maar is niet bewezen. De opgegeven ontslaggrond is dan ook niet komen vast te staan. De kantonrechter oordeelt dat sprake is geweest van fysieke bejegening waardoor letsel is ontstaan en dat aldus de opgegeven ontslagreden gedeeltelijk is komen vast te staan. Voor [verzoeker] was echter niet kenbaar dat het ontslag ook werd verleend voor het geval fysieke bejegening met letsel wel, maar het vier maal slaan op armen en hoofd niet zou komen vast te staan. [verzoeker] betwist uitdrukkelijk dat hij de heer [B] heeft geslagen. Er is sprake geweest van duw- en trekwerk, meer niet. Voor het bewijs mag ook niet, anders dan de kantonrechter heeft gedaan, gebruik gemaakt worden van de geluidsopname daarvan omdat deze zonder medeweten of instemming van [verzoeker] is gemaakt. Overigens valt op die geluidsopname het slaan ook helemaal niet te horen.
dat u uw werkgever, de heer [B] , fysiek hebt bejegend door hem 4 keer te slaan op zowel armen als hoofd". De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat [verzoeker] daadwerkelijk vier maal op zowel armen als hoofd heeft geslagen. Wel is volgens de kantonrechter sprake geweest van "fysieke bejegening" van de heer [B] (werkgever) door [verzoeker] (werknemer) met letsel tot gevolg.
tweede griefaangevoerd dat de kantonrechter de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken. [verzoeker] had namelijk ten tijde van het incident spanningsklachten en hij was depressief. Dat kon Bolkesteijn ook weten omdat zij vreemd gedrag bij [verzoeker] had waargenomen en met hem reeds besproken had dat hij na moest denken over wat hij verder wilde indien hij er niet tegen kon lange dagen te maken. Bolkesteijn had bovendien van de gemoedstoestand van [verzoeker] op de hoogte kunnen zijn als zij hem voorafgaand aan het ontslag op staande voet had gehoord.
grief 3komt [verzoeker] op tegen de beslissing van de kantonrechter tot afwijzing van de verzochte wettelijke verhoging over het achterstallige salaris. [verzoeker] voert aan dat een werkgever gehouden is het salaris te voldoen tot de datum van het ontslag op staande voet, maar dat Bolkesteijn dat (nog steeds) niet heeft gedaan.
grief 4komt [verzoeker] op tegen de afwijzing van zijn vordering tot betaling van vakantiebijslag. Hij voert aan dat artikel 17 lid 3 van de Wet minimumloon en vakantiebijslag verplicht tot betaling van de vakantiebijslag bij het eind van het dienstverband.
€ 3.128,48.
grief 5komt [verzoeker] op tegen de afwijzing van de transitievergoeding. Hij voert aan dat hem geen ernstig verwijt van het gegeven ontslag kan worden gemaakt nu van een rechtmatig gegeven ontslag geen sprake is. Indien het ontslag op staande voet niettemin stand zou houden geldt dat van ernstig verwijtbaar gedrag geen sprake is omdat [verzoeker] niet geslagen heeft. Ook overigens was zijn gedrag op 22 augustus 2018 niet ernstig verwijtbaar, terwijl de heer [B] zelf en de gemoedstoestand van [verzoeker] mede debet zijn aan het incident op 22 augustus 2018, aldus [verzoeker] .
grief 6komt [verzoeker] op tegen de afwijzing van de billijke vergoeding. Hij voert aan dat van een rechtsgeldig ontslag op staande voet geen sprake is. Bovendien heeft de heer [B] ernstig inbreuk gemaakt op de privacy van [verzoeker] door naar zijn huis te komen.
grief 7komt [verzoeker] op tegen de afwijzing van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Daartoe voert hij aan dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag. Zoals hiervoor is uiteengezet is daarvan echter wel sprake. De grief faalt.
grief 8komt [verzoeker] op tegen de beslissing tot toekenning van de door Bolkesteijn verzochte gefixeerde schadevergoeding. Hij legt daaraan ten grondslag dat van een terecht gegeven ontslag op staande voet geen sprake is. Bovendien voert hij aan dat van opzet al helemaal geen sprake was en van schuld evenmin: de heer [B] was minstens net zo debet aan de escalatie van het incident op 22 augustus 2018 als [verzoeker] .
grief 9faalt dus. [verzoeker] wordt als overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van dat hoger beroep, aan de zijde van Bolkesteijn te stellen op € 741,- griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat volgens liquidatietarief (2 punten, tarief II).