Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling en de bedrijfsmatige exploitatie van veehouderij. De belanghebbende, een veehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag rioolheffing. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 63.000 per waardepeildatum 1 januari 2015, en de aanslag rioolheffing op € 171,41. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 11 juni 2019 in Leeuwarden is de belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde, gehoord, evenals de heffingsambtenaar en een taxateur. De belanghebbende stelde dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing was en dat het gelijkheidsbeginsel in het geding was. De heffingsambtenaar betwistte dit en handhaafde de eerder vastgestelde waarde en aanslag.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat zijn veehouderij bedrijfsmatig werd geëxploiteerd. De overgelegde financiële documenten en verklaringen waren onvoldoende om aan te tonen dat er sprake was van een bedrijfsmatige exploitatie. Het Hof concludeerde dat de onroerende zaak niet onder de cultuurgrondvrijstelling viel en dat de aanslag rioolheffing terecht was opgelegd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.