ECLI:NL:GHARL:2019:632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
WAHV 200.243.069
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens niet-staandehouding van bestuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene, als kentekenhouder, was opgelegd voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op een kruispunt. De sanctie van € 230,- was opgelegd naar aanleiding van een overtreding die op 14 september 2016 zou zijn gepleegd. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, stellende dat de sanctie ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde overwogen en vastgesteld dat de verbalisant de betrokkene had kunnen staande houden om diens identiteit vast te stellen. De verbalisant had immers de betrokkene gesproken en een foto van het kenteken gemaakt, en had ook een foto van een identiteitsbewijs kunnen maken. Het hof concludeert dat de inleidende beschikking niet aan de kentekenhouder had mogen worden opgelegd en vernietigt de sanctiebeschikking. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1024,-.

Uitspraak

WAHV 200.243.069
24 januari 2019
CJIB 201415511
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 21 juni 2018
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 9 oktober 2018 heeft de advocaat-generaal nog een proces-verbaal ingestuurd. Een kopie daarvan is toegestuurd aan de gemachtigde van de betrokkene.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 januari 2019. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd voor “op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”, welke gedraging op 14 september 2016 om 12:48 uur zou zijn verricht op de Middenweg te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De gemachtigde betoogt dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene in diens hoedanigheid van kentekenhouder van het betreffende voertuig is opgelegd. Er was een reële mogelijkheid tot staandehouding, zodat de sanctie aan de bestuurder had moeten worden opgelegd.
3. Uit artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) volgt het uitgangspunt dat een bestuurder, als een overtreding wordt geconstateerd, wordt staandegehouden, dat zijn identiteit wordt vastgesteld en dat hem een sanctie wordt aangezegd. Slechts wanneer geen sprake is van een reële gelegenheid voor onmiddellijke staandehouding en derhalve niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder is, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
4. In het zaakoverzicht is de verklaring opgenomen van de verbalisant die de sanctie heeft opgelegd. Deze verklaring luidt, voor zover hier van belang:
“Bij de eerstvolgende kruising heeft rapp. (het hof begrijpt: rapporteur) zich bij de bestuurder van voornoemde zwarte Volkswagen Polo gelegitimeerd en hem deze aankondiging van beschikking aangezegd. (…) Reden geen staandehouding: in burger gekleed en met privéauto op weg naar het werk.”
5. Verder heeft de verbalisant op 2 oktober 2018 een proces-verbaal opgemaakt, waarin hij onder meer verklaart:
“In antwoord op de eerste vraag verklaar ik dat ik de betrokken bestuurder niet om legitimatie heb gevraagd omdat ik, zoals gesteld in de opgemaakte aankondiging van beschikking, op weg was naar het werk en ik geen tijd had om een volledige staandehouding uit te voeren. Daar ik geen schrijfgerei in de auto had liggen, heb ik een foto gemaakt van het kenteken van het voertuig. Om deze handeling van mij tegenover de bestuurder van het betrokken voertuig te verklaren, heb ik mij gelegitimeerd bij de bestuurder en hem de aankondiging van beschikking aangezegd.”
6. Van de zijde van de betrokkene zijn foto's overgelegd, alsmede een schriftelijke schets die de bestuurder heeft gemaakt van de gebeurtenissen die hebben geleid tot de oplegging van de onderhavige sanctie, waarin hij onder andere stelt dat de verbalisant hem niet om zijn identificatie heeft gevraagd.
7. Nu de verbalisant de bestuurder heeft aangesproken en hem een sanctie heeft aangezegd, valt niet onmiddellijk in te zien dat hij de bestuurder onder de geschetste omstandigheden niet staande heeft kunnen houden om diens persoonsgegevens vast te kunnen stellen (vgl. het arrest van het hof van 20 april 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:3752). In aanmerking genomen dat de verbalisant met zijn diensttelefoon een foto van het kenteken van de betreffende auto heeft gemaakt, is bijvoorbeeld aannemelijk dat hij ook een foto had kunnen maken van een desgevraagd, dan wel -gevorderd, door de bestuurder getoond identiteitsbewijs. Uit de omstandigheid dat de verbalisant geen uniform droeg en geen pen bij zich had, volgt derhalve in dit geval nog niet dat de sanctie niet aan de bestuurder had kunnen worden opgelegd.
8. Het voorgaande brengt mee dat de inleidende beschikking geen stand kan houden. Alle overige bezwaren van de gemachtigde kunnen onbesproken blijven. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het hoger beroepschrift en het verschijnen op de zitting van het hof dienen in totaal 4 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 512,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1024,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 201415511 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1024,-.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.