Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1] ,
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2] ,
3. [geïntimeerde3] ,
[geïntimeerde3] ,
[geïntimeerde4] ,
[geïntimeerde4] ,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
[opm. rechtbank/hof: [geïntimeerde2] respectievelijk [G] ]is die de zaken der maatschap voortzet, kan deze van zijn medevennoot. diens rechtsvertegenwoordigers of
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
eerste grief van [appellant]stelt hij dat hij wel degelijk verdeling van de gemeenschappelijke vordering uit hoofde van de meerwaardeclausule aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd; na wijziging van zijn vordering bij akte van 13 maart 2015 vorderde hij die verdeling namens de gemeenschap. Ten gevolge van de niet-ontvankelijkverklaring heeft de rechtbank ten onrechte bij de vaststelling van de verdeling de vordering op [geïntimeerde2] uit hoofde van de meerwaardeclausule buiten beschouwing gelaten.
vordering onder a. ( [H] )hebben [geïntimeerden] c.s. zich beroepen op verjaring (punt 30 memorie van antwoord juncto punt 54 conclusie van antwoord in conventie). Het hof zal dit verweer - als het meest verstrekkend - als eerste behandelen.
vordering onder b. (perceel weiland onder [C] )erkennen [geïntimeerden] c.s., althans erkent [geïntimeerde2] (punt 53 memorie van antwoord) dat op 2 juli 2001 een vordering op grond van de meerwaardeclausule is ontstaan ter hoogte van f. 48.000,-, zoals door [appellant] gesteld, echter nog te delen door twee, dus f. 24.000,- ofwel € 11.390,-. (Volgens het hof levert omrekening van gulden naar euro in dit geval overigens € 10.890,73 op.) Zij beroepen zich erop dat [appellant] niet als enige deelgenoot ten behoeve van de gemeenschap een uitspraak kan verkrijgen, en dat de vordering verjaard is.
"Ieder van de deelgenoten (…) hebben ervoor gekozen om de vordering ad € 11.390,- niet op [geïntimeerde2] te incasseren (…)"). Het genoemde bedrag is een substantiële waarde. Resteert de vraag of de [geïntimeerden] c.s. een en ander opzettelijk voor [appellant] verzwegen hebben. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Juist in de situatie die tussen partijen bestond - men was gebrouilleerd - hadden [geïntimeerden] c.s., die zeggen er (bewust) voor gekozen te hebben de vordering op [geïntimeerde2] niet te incasseren, het bestaan ervan aan [appellant] , die daarvan niet op de hoogte was door het ontbreken van communicatie tussen de betreffende familieleden, moeten melden, en zij moeten zich er ook van bewust zijn geweest dat [appellant] hierover wel geïnformeerd behoorde te worden. Een en ander brengt mee dat [geïntimeerden] c.s. hun aandeel in deze vordering op [geïntimeerde2] hebben verbeurd aan [appellant] . Het hof zal te zijner tijd aldus beslissen.
vordering onder c. ( [a-straat] [C] )stellen [geïntimeerden] c.s. dat het ging om een minnelijke onteigening waarmee [geïntimeerde2] geen "overwinst" heeft gemaakt, waarmee kennelijk wordt bedoeld dat zich geen te verrekenen meerwaarde heeft gerealiseerd. Ook is gesteld dat de verwervingsprijs van f. 20.000,- per hectare geen betrekking had op deze grond.
tweede grief van [appellant]is subsidiair ingesteld, voor het geval het hof van oordeel is dat er geen sprake is van een in de verdeling te betrekken vordering uit hoofde van de meerwaardeclausule. Nu het hof oordeelt, zoals uit de overwegingen hierboven blijkt, dat van een dergelijke vordering wel sprake is behoeft deze grief geen bespreking.
eerste grief van [geïntimeerden] c.s.stelt - kort gezegd - aan de orde dat de rechtbank een rekenfout heeft gemaakt, waardoor aan [appellant] ten aanzien van zijn aandeel in de nalatenschap van vader een bedrag van € 8.074,77 te veel is toegewezen. Zij vorderen dit bedrag terug.
tweede en derde grief van [geïntimeerden] c.s.stellen - kort gezegd - aan de orde dat deze rekenfout ook doorwerkt in de berekening van het aandeel van [appellant] in de nalatenschap van moeder en in het uiteindelijk aan [appellant] te betalen bedrag.
3 september 2019in het geding dient te brengen;