In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vrouw tot verlenging van de termijn voor partneralimentatie. De vrouw, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht het hof om de alimentatietermijn te verlengen tot 1 juni 2030. De rechtbank had het verzoek eerder afgewezen, en de vrouw was van mening dat de beëindiging van de alimentatie ingrijpend zou zijn voor haar financiële situatie. Het hof heeft vastgesteld dat de alimentatieverplichting na twaalf jaar eindigt, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een verlenging rechtvaardigen. De vrouw voerde aan dat haar arbeidsongeschiktheid en de zorg voor de kinderen haar in staat hebben gehouden om financieel zelfstandig te worden. Het hof oordeelde dat de vrouw voldoende gelegenheid had gehad om zich voor te bereiden op het einde van de alimentatie en dat haar huidige financiële situatie niet zodanig was dat ongewijzigde handhaving van de alimentatietermijn niet van haar kon worden gevergd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.