Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de gemeente Súdwest-Fryslân (hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Súdwest-Fryslân. De zaak betreft de onroerendezaakbelasting (OZB) voor een botenhuis dat door belanghebbende wordt gebruikt. De heffingsambtenaar had voor het jaar 2018 aanslagen opgelegd, waarbij het botenhuis als niet-woning werd aangemerkt. Belanghebbende stelde dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten, waardoor het botenhuis als woning moest worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar terug mocht komen op de eerdere standpuntbepaling, maar dat hij een redelijke opzegtermijn in acht moest nemen. Het hof concludeerde dat een periode van twee jaar, gerekend vanaf december 2016, redelijk was. Hierdoor moest het botenhuis tot en met 2018 als woning in de heffing worden betrokken. Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de aanslag in de gebruikersbelasting en verminderde de aanslag in de eigenarenbelasting tot € 229. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.