ECLI:NL:GHARL:2019:7103

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2019
Publicatiedatum
3 september 2019
Zaaknummer
200.219.591/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar schade aan woning door aanleg van kwelsloot

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 3 september 2019, wordt een vervolg gegeven aan een eerder arrest van 15 januari 2019. De zaak betreft een geschil tussen appellanten, wonende te [A] en [B], en geïntimeerden, waaronder Reiderwolde V.O.F., over de vraag of schade aan de woningen van appellanten is veroorzaakt door de aanleg van een kwelsloot. Het hof heeft behoefte aan nadere voorlichting in de vorm van een deskundigenbericht om te onderzoeken of de schade aan de woningen van appellanten is veroorzaakt door deze aanleg. Tijdens een comparitie van partijen is besproken dat deskundigen met expertise op hydrologisch en bouwkundig vlak noodzakelijk zijn. Het hof heeft besloten om drie deskundigen te benoemen, allen verbonden aan Witteveen+Bos, om de vragen te beantwoorden die in het arrest zijn gesteld. De deskundigen dienen hun rapport vóór 27 december 2019 in te dienen. Het hof heeft ook bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door beide partijen gelijkelijk moeten worden gedragen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.219.591/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/162356 / HA ZA 15-244)
arrest van 3 september 2019
in de zaak van

1.[appellant1] ,

2. [appellant2],
beiden wonende te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. G.P. Wempe, kantoorhoudend te Drachten,
tegen
1.Reiderwolde V.O.F.,
gevestigd te Oudeschans,
2. [geïntimeerde2],
wonende te [A] ,
3. [geïntimeerde3],
wonende te [B] ,
4. [geïntimeerde4],
wonende te [B] ,
5. Stichting Particulier Natuurbeheer Oost Groningen,
gevestigd te Vledderveen,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna:
Reiderwolde c.s.,
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 15 januari 2019 hier over.
1.2
Het verdere verloop na het tussenarrest blijkt uit:
  • de met een brief van 13 mei 2019 van de zijde van Reiderwolde c.s. ingezonden nadere producties 6 en 7;
  • het proces-verbaal van de op 3 juli 2019 gehouden comparitie van partijen waarbij Reiderwolde c.s. spreeknotities hebben overgelegd.
1.3
Vervolgens hebben partijen arrest verzocht en heeft het hof arrest bepaald op de voorafgaand aan de comparitie overgelegde gedingstukken, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering

2.1
In het arrest van 15 januari 2019 heeft het hof overwogen - samengevat - dat het behoefte heeft aan nadere voorlichting in de vorm van een deskundigenbericht over de vraag of de schade aan de woning van [appellanten] c.s. is veroorzaakt door de aanleg van de kwelsloot.
2.2
In de vervolgens gehouden comparitie van partijen hebben partijen zich uitgelaten over onder meer het aantal en de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Voor zover Reiderwolde c.s. tijdens de comparitie in hun spreekaantekeningen op meer of andere aspecten van de zaak zijn ingegaan, gaat het hof daaraan voorbij.
2.3
Beide partijen hebben tijdens de comparitie gesteld dat het deskundigenbericht moet berusten op expertise op zowel hydrologisch als bouwkundig vlak, meer in het bijzonder op het bouwkundig verband met een hydrologisch effect in de ondergrond. Reiderwolde c.s. hebben daarop geconcludeerd dat de benoeming van tenminste twee deskundigen noodzakelijk is, terwijl [appellanten] c.s. uit kostenoogpunt hebben bepleit met de benoeming van één deskundige te volstaan. Reiderwolde c.s. hebben een aantal ingenieursbureaus voorgesteld, waarvan - zo begrijpt het hof - een daaraan verbonden persoon tot deskundige kan worden benoemd. [appellanten] c.s. hebben zich op dat punt aangesloten bij Reiderwolde c.s. en daarbij een voorkeur uitgesproken voor Advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos te Deventer.
2.4
De te beantwoorden vragen vergen, zo heeft het hof in het contact met de beoogde deskundigen vastgesteld, deskundigheid op verschillend terrein. Het gaat daarbij om expertise op het vlak van hydrologie, geotechniek en bouwkunde. Het gevolg daarvan is dat voor ieder van deze drie terreinen een deskundige noodzakelijk is. Het hof zal dan ook overgaan tot benoeming van de hierna te noemen deskundigen, die allen verbonden zijn aan bureau Witteveen+Bos voormeld.
2.5
Reiderwolde c.s. hebben ter comparitie, onder verwijzing naar een daaraan voorafgaand e-mailbericht van een medewerker van het Waterschap Hunze en Aa’s, een aantal vragen voorgesteld. [appellanten] c.s. hebben daarop geantwoord zich in die vraagstelling te kunnen vinden, met dien verstande dat de volgorde van de vragen huns inziens anders dient te zijn.
Met inachtneming van het voorgaande en de door partijen gedane voorstellen, zal het hof de hierna weer te geven vragen aan de deskundigen stellen.
2.6
Zoals overwogen in het tussenarrest van 15 januari 2019, moeten [appellanten] c.s. en Reiderwolde c.s. elk de helft van het voorschot dragen, welk voorschot wordt begroot op € 10.000,- exclusief btw ofwel € 12.100,- inclusief btw.
2.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
benoemt tot deskundigen:
- [C] (geohydroloog),
- [D] (geotechnicus) en
- [E] (bouwkundige),
allen verbonden aan
Witteveen+Bos consulting engineers
postbus 233
7400 AE Deventer
0570-697911
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
Heeft de aanleg van de kwelsloot ter plaatse van de woning van [appellanten] c.s. een verlaging veroorzaakt van de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG), en zo ja, met hoeveel?
In geval van een verlaging van de GLG, heeft dat een zetting van de ondergrond ter plaatse van de woning van [appellanten] c.s. veroorzaakt?
In geval van een door een verlaging van de GLG veroorzaakte zetting van de ondergrond, heeft dat de schade (in de vorm van scheurvorming) aan de woning van [appellanten] c.s. veroorzaakt?
Is er ook een andere oorzaak mogelijk voor de scheurvorming in de woning van [appellanten] c.s., zoals bijvoorbeeld de in het verleden gepleegde verbouwingen/ uitbreiding van de woning?
In geval van schade als hiervoor sub c. bedoeld, welke mogelijkheden tot herstel zijn er en wat zijn daarvan (indicatief) de kosten?
geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
bepaalt dat de deskundigen tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundigen een concept-deskundigenbericht aan partijen zullen toesturen en partijen in de gelegenheid zullen stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zullen de deskundigen de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat [appellanten] c.s. aan de deskundigen een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
beveelt partijen om aan de deskundigen alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken en alle door deze gewenste medewerking te verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen het ondertekende deskundigenbericht vóór 27 december 2019 toesturen aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden);
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundigen op € 12.100,- (incl. btw);
bepaalt dat [appellanten] c.s. en Reiderwolde c.s. ieder een helft van het voorschot, € 6.050,-, dienen te betalen, conform de nota met betaalinstructies die zij zullen ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat die helft van het voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundigen niet met het onderzoek zullen starten voordat de griffier heeft laten weten dat voormeld voorschot is betaald;
bepaalt dat de deskundigen zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen kunnen wenden tot mr. W.F. Boele, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundigen te verzenden;
verwijst de zaak naar de rol van 28 januari 2020 voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellanten] c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. B.J.H. Hofstee en mr. W.F. Boele en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
3 september 2019.