Uitspraak
[appellant],
de curator,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
€ 25.000,- vermeerderd met rente en proceskosten. [appellant] heeft zijn vordering primair gebaseerd op onverschuldigde betaling en subsidiair op een door [B] jegens hem gepleegde onrechtmatige daad.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
NJ1984,145 Ritzen/Hoekstra). Misbruik van de bevoegdheid om een vonnis ten uitvoer te leggen kan ook worden aangenomen buiten de in het arrest Ritzen/Hoekstra door de Hoge Raad genoemde voorbeelden, waartoe ook in een executiekortgeding steeds een afzonderlijke belangenafweging moet worden gemaakt als bedoeld in artikel 3:13 lid 2 BW (vgl. recent de conclusie van 14 juni 2019 van AG mr. Lückers in de zaak met nummer ECLI:NL:PHR:2019:666).