In deze zaak hebben verzoekers, een maatschap die een melkveebedrijf exploiteert, het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Dit verzoek is ingediend op 20 juni 2019, en de Rabobank, als belanghebbende, heeft op 12 juli 2019 laten weten geen verweer te voeren tegen het verzoek. De verzoekers hebben ook afgezien van een mondelinge behandeling, waardoor het hof besloot de zaak op basis van de ingediende stukken te behandelen.
De achtergrond van het verzoek betreft een schadeclaim van de verzoekers tegen de Rabobank. Tijdens een zware storm in 2016 hebben de gebouwen van de verzoekers schade opgelopen door hagel, terwijl zij niet aanvullend verzekerd waren voor deze schade. De verzoekers verwijten de Rabobank dat zij niet adequaat heeft geadviseerd over de verzekeringen en de risico's van het ontbreken van aanvullende dekking. In een eerdere procedure heeft de rechtbank Midden-Nederland de vordering van de verzoekers afgewezen, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan.
In het verzoekschrift hebben de verzoekers aangegeven dat zij getuigen willen horen over de feiten en gesprekken met de Rabobank met betrekking tot de verzekeringen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verweer is van de Rabobank en dat er geen andere zwaarwegende belangen zijn die aan de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Daarom heeft het hof besloten het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe te wijzen, waarbij de getuigen zullen worden gehoord door raadsheer-commissaris mr. C.G. ter Veer op een nader te bepalen datum.