ECLI:NL:GHARL:2019:7942

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
200.191.249
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenbericht in civiele procedure tussen appellant en Gemeente Brummen

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 1 oktober 2019, wordt het verdere verloop van het geding in hoger beroep besproken. Het hof heeft eerder op 5 februari 2019 een tussenarrest gewezen waarin werd aangekondigd dat een deskundigenbericht zou worden gelast. Partijen, [appellant] en de Gemeente Brummen, hebben de gelegenheid gekregen om vragen te formuleren voor de deskundige. Beide partijen hebben echter geen eensluidend voorstel gedaan voor de benoeming van een deskundige, maar hebben wel bezwaren geuit tegen bepaalde makelaars. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de heer [naam1], NVM makelaar/taxateur, te benoemen als deskundige, waarbij partijen geen bezwaar hebben gemaakt tegen deze keuze.

Het hof heeft de deskundige gevraagd om de onderhandse verkoopwaarde van een perceel grond te bepalen, zowel zonder als met de mogelijkheid om een woning te bouwen. De vragen zijn geformuleerd met het oog op de maximale planologische invulling zonder vrijstelling van het bestemmingsplan. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar een roldatum voor het nemen van een akte aan de zijde van de Gemeente. De uitspraak is gedaan door de rechters A.A. van Rossum, F.J. de Vries en L.A. de Vrey, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.191.249
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, C/05/272997)
arrest van 1 oktober 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. B. Oudenaarden,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Brummen,
zetelende te Brummen,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. R.D. Boesveld.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 februari 2019 hier over met de verbetering dat in de elfde regel van rechtsoverweging 5.19 voor “vrijstellingsperiode” moet worden gelezen “vrijstellingsprocedure”. In dit arrest heeft het hof aangekondigd een deskundigenbericht te gelasten. Vervolgens heeft zij partijen in de gelegenheid gesteld om bij gelijktijdig te verzoeken akte zelf vragen te formuleren en om zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vragen, over de personen, hoedanigheden en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige(n), zijn bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen diens loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
1.2
[appellant] en de Gemeente hebben beiden een akte genomen. Zij hebben geen eensluidend voorstel gedaan over een te benoemen deskundige (makelaar/makelaarskantoor). Wel heeft zowel [appellant] als de Gemeente namen genoemd van makelaars(kantoren) tegen welke benoeming zij bezwaren hebben. Daarnaast heeft [appellant] de voorkeur uitgesproken voor benoeming van één deskundige en aangegeven dat het maximale honorarium van de te benoemen deskundige € 3.500,- excl. btw zou moeten bedragen. De Gemeente heeft het hof in overweging gegeven niet één maar drie deskundigen te benoemen en refereert zich wat betreft de marges waarbinnen het loon van de deskundige moet liggen aan het oordeel van het hof.
Met inachtneming van deze bezwaren heeft het hof zelf een deskundige gekozen. Hoe zeer ook is gebleken dat transacties van vergelijkbare objecten uit de te onderzoeken periode niet gemakkelijk te vinden zijn, acht het hof het aanvaardbaar en ter beperking van verdere kosten gewenst dat de taxaties worden verricht door één taxateur.
1.3
Het hof heeft de heer [naam1] , NVM makelaar/taxateur, verbonden aan Eggink Maalderink Garantiemakelaars, bereid gevonden als deskundige op te treden.
Partijen hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen benoeming van voornoemde deskundige. De deskundige hanteert geen algemene voorwaarden. Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen de hoogte van het voorschot van € 2.420,- inclusief BTW. De kosten van het voorschot komen ten laste van [appellant] als eisende partij.
1.4
[appellant] heeft opmerkingen geplaatst bij de door het hof voorgestelde vragen aan de te benoemen deskundige(n) en een voorstel tot aanvulling ervan gedaan. De Gemeente heeft geen opmerkingen bij de door het hof geformuleerde vragen en heeft evenmin andere vragen die zij aan de deskundige zou willen stellen.
Het hof zal de vragen in die zin herformuleren dat zij in overeenstemming worden gebracht met hetgeen in de laatste zin van rov. 5.20 van het tussenarrest van 5 februari 2019 is overwogen (zie eerste deel van de opmerking in randnummer 7 van de akte van [appellant] ).
1.5
[appellant] heeft in nr. 9 e.v. van zijn akte opgemerkt dat op het perceel zonder vrijstelling van het bestemmingsplan een grotere woning zou kunnen worden gebouwd dan is aangevraagd op 10 oktober 2007 (productie 78 bij memorie van grieven). Dat [appellant] een bouwplan van beperktere omvang heeft ingediend, hangt samen met de wens de volgens hem onjuiste uitleg van het bestemmingsplan voor te leggen aan de bestuursrechter, zo betoogt [appellant] . Hij bepleit daarom als aanvullende vragen aan de deskundigen voor te leggen wat de verkoopopbrengst zou zijn geweest als zou zijn gekozen voor een maximale invulling van de bouwmogelijkheden op het perceel.
1.6
Het hof zal, anders dan in het tussenarrest onder 5.19 is overwogen (“Het hof zal uitgaan van het vergunde bouwplan, omdat dit bouwplan ook volgens [appellant] het maximaal haalbare bouwplan was, dat zonder vrijstellingsprocedure zou kunnen worden gerealiseerd.”) thans voor de schadebegroting vooralsnog uitgaan van de mogelijkheid een woning te bouwen met een maximale planologische invulling zonder vrijstelling van het bestemmingsplan, omdat een schadebegroting aan de hand van dat criterium ook de meest gangbare is.
Omdat de Gemeente hierop nog niet heeft kunnen reageren, zal het hof haar in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de juistheid van deze schadebegroting aan de hand van de maximale invulling van de bouwmogelijkheden op het perceel zonder vrijstelling.
1.7
Met inachtneming van het bovenstaande formuleert het hof de aan de deskundige te stellen vragen als volgt:
1.a wat is de onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van het perceel grond aan de [adres1] / [adres2] te [woonplaats1] , destijds kadastraal bekend als gemeente [naam2] , sectie C, nummer 3236 (verder ook te noemen ‘het bouwperceel’) op de peildatum 25 april 2006, uitgaande van het ontbreken van de mogelijkheid een woning te bouwen?
1.b idem als in 1.a, maar dan uitgaande van de mogelijkheid een woning te bouwen met een maximale planologische invulling zonder vrijstelling van het bestemmingsplan?
2.a wat is de onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik van het bouwperceel op de peildatum 17 december 2009, uitgaande van het ontbreken van de mogelijkheid een woning te bouwen?
2.b idem als in 2.a, maar dan uitgaande van de mogelijkheid een woning te bouwen met een maximale planologische invulling zonder vrijstelling van het bestemmingsplan?
3. geeft het onderzoek u nog aanleiding tot het maken van verdere opmerkingen?
1.8
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

2.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum van
29 oktober 2019voor het nemen van de akte aan de zijde van de Gemeente in de in 1.6 bedoelde zin;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, F.J. de Vries en L.A. de Vrey en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019.