Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] bv tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat 1] te [A], is vastgesteld op € 721.000 door de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. De onroerende zaak betreft noodlokalen met buitenspeelruimte, waarin een kinderdagverblijf wordt geëxploiteerd. De waardepeildatum is vastgesteld op 1 januari 2016 voor het belastingjaar 2017.
Tijdens de zitting op 19 september 2019 heeft belanghebbende betoogd dat de heffingsambtenaar niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, met name het taxatieverslag. De heffingsambtenaar heeft erkend dat het taxatieverslag in beginsel tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoort, maar heeft gesteld dat het niet meer relevant is omdat het is vervangen door een taxatierapport. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar artikel 8:42 van de Awb heeft geschonden door het taxatieverslag niet over te leggen, maar verbindt hieraan geen gevolgen omdat belanghebbende toegang had tot het taxatieverslag.
Het geschil spitst zich verder toe op de vraag of de waarde van de onroerende zaak te hoog is vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de levensduur van de onroerende zaak 11 jaar is, terwijl de heffingsambtenaar uitgaat van een levensduur van 22 jaar. Het hof volgt belanghebbende niet in haar standpunt en oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.