Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
[appellant 3],
[appellant 4],
[appellant 5],
[appellant 6],
Coöperatieve Rabobank U.A.,
Coöperatieve Rabobank Graafschap-Noord U.A.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
“Leer eerst maar eens fatsoenlijk Nederlands spreken”, zouden [de interim bestuurder] en [de accountmanager van Rabobank] tegen [appellant 1] hebben gezegd ( [appellant 1] ). Uit deze gang van zaken leidt het hof af dat [appellanten 1 t/m 3] voor zover het hun bestuurstaken betreft, zeker al in het begin van 2009 feitelijk opzij waren gezet en dat op instigatie, althans in ieder geval met uitdrukkelijke instemming, van Rabobank, [de boekhouder] en [de interim bestuurder] toen als feitelijk bestuurders van het concern moesten worden beschouwd.
“bij het kruisje”. Dit is letterlijk waar. Zelfs de daarin voorziene eigenhandig te schrijven goedschriften ontbreken. Volgens [appellanten 1 t/m 3] is hun toen bij [de boekhouder] op kantoor niet uitgelegd dat zij een borgtocht ondertekenden en is hun (en hun echtgenotes ) niets uitgelegd ( [appellant 2] en [appellant 3] ). Daarbij was [de accountmanager van Rabobank] van Rabobank aanwezig en ook een (kandidaat-)notaris. Dat [appellanten 1 t/m 3] (en hun echtgenotes ) er van uitgingen dat de borgstelling op het kortstondig verstrekken van handelsgeld betrekking had, blijkt ook uit de verklaring van [appellant 2] , die voortdurend bij [de interim bestuurder] en [de accountmanager van Rabobank] informeerde waar het handelsgeld nu bleef omdat hij op pad wilde.
3.De slotsom
€ 25,00