Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, tevens houdende een verzoek tot schorsing met producties A tot en met G, ingekomen op 10 maart 2020;
- een journaalbericht van mr. Putters van 27 maart 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Bouman-de Vos van 20 oktober 2020, met producties en een vermeerdering van het verzoek;
- een journaalbericht van mr. Putters van 22 oktober 2020, met producties;
- een journaalbericht van mr. Bouman-de Vos van 2 november 2020 met een productie.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- beslist dat de ouders gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] worden belast en
- de zorg- en opvoedingstaken aldus verdeeld dat onder leiding van de gezinsvoogd wordt toegewerkt naar een regeling waarbij [de minderjarige] – uiterlijk met ingang van 1 juni 2020 – eenmaal in de week onbegeleid bij de vader thuis zal verblijven, waarbij de gezinsvoogd de duur zal bepalen, alsmede de eventueel mogelijke en wenselijke uitbreiding van de omgang.
5.Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep
6.De motivering van de beslissing
De ouders hadden zich aangemeld voor een ouderschapsbemiddelingstraject bij [F] . Dit traject is door deze juridische procedure gestopt. Daarbij komt dat zich zeer recent een incident heeft voorgedaan, waarvan de moeder denkt dat de vader de dader is en waarnaar de politie onderzoek doet. Dat is de reden dat de moeder op dit moment deelname aan [F] niet ziet zitten. Ondanks het vorenstaande acht het hof het mogelijk dat dit traject in de toekomst toch nog door partijen wordt opgepakt. Uit de eindevaluatie van [F] blijkt ook dat [F] adviseert om de bemiddeling weer onderdeel te laten zijn van het traject van herstel van het contact tussen de vader en [de minderjarige] .