Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: eiser,
[appellant],
Geologistiek,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
Het proces-verbaal van het verhoor en de comparitie bevindt zich bij de processtukken.
1.4 In overleg met partijen is aan het slot van de comparitie van partijen een datum voor arrest bepaald.
2.Waar gaat het in deze zaak (nog) over?
€ 100.000,- als schadevergoeding.
3.3 De verdere bespreking van het geschilUitgangspunten3.1 [appellant] moet de door hem gestelde schade bewijzen. Dat betekent dat het ook aan hem is om zijn stellingen te bewijzen over de kosten die (in de fictieve situatie) gemoeid zouden zijn met het opvangen van de baggerspecie. Daarbij is wel van belang dat het gaat om het bewijs van een fictieve, dus hypothetische situatie. Aan zo’n situatie is inherent dat er geen feiten - voor menselijke waarneming vatbare, en dus nog te reproduceren, gebeurtenissen - te bewijzen vallen. De hypothetische situatie kan hooguit benaderd worden, bijvoorbeeld door gegevens te verzamelen over vergelijkbare situaties die zich wel hebben voorgedaan. Het is daarom niet redelijk om aan het te leveren bewijs al te hoge eisen te stellen. Daarbij speelt ook een rol dat het de aansprakelijke partij, in dit geval Geologistiek, is die de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen zekerheid te verschaffen over wat er in de hypothetische situatie zou zijn gebeurd.
3.3 [B] heeft in zijn rapport vier soorten werkzaamheden rond de ontvangst van de baggerspecie onderscheiden, te weten werkzaamheden in verband met de voorbereiding van de ontvangst van het slib, werkzaamheden die verband houden met de nabehandeling van het slib, nadat het is aangebracht, werkzaamheden die verband houden met het weer in cultuur brengen van het grasland en coördinerende werkzaamheden. Ook het hof zal dit onderscheid, dat op zichzelf niet door partijen wordt bestreden, hierna aanhouden.
€ 17.520,-.
Kosten van nabehandeling van het slib3.12 [B] is er het deskundigenbericht vanuit gegaan dat het slib nadat het is aangebracht moet worden omgezet met kranen, zodat het beter kan drogen. Afhankelijk van de samenstelling van het slib moet dat omzetten eenmaal gebeuren (als het hoofdbestanddeel van het slib zand is) of minimaal tweemaal (als er veel kleidelen in het slib zitten). [B] is ervan uitgegaan dat het slib in dit geval minimaal tweemaal omgezet zou moeten worden. Uitgaande van tweemaal omzetten, komt hij uit op een bedrag van € 28.800,-. [D] heeft tijdens zijn verhoor aangegeven dat volgens zijn praktijkervaring slib minimaal tweemaal moet worden omgezet. Afhankelijk van het jaargetijde en de samenstelling van het slib moet het omzetten vaker dan tweemaal gebeuren. [C] gaat ervan uit dat eenmaal omzetten voldoende is. Wanneer er, zoals in dit geval, voldoende tijd is voor het indrogen van het slib, is dat voldoende, aldus [C] .
Onder verwijzing naar deze berekening schrijft mr. Vijverberg aan de deskundige:
“Het zou [E] zijn geweest, die [appellant] zou hebben aangegeven welke werkzaamheden (afspraken) werden verwacht van [appellant] , zoals het ook [E] is geweest die de prijs van EUR 1,50 per m3 voor de door [appellant] te verrichten werkzaamheden had vastgesteld richting Geologistiek.Het - na aanleg depot - omzetten van het slib in het depot (zodat het sneller droogt) zou als enige handeling niet worden uitgevoerd door [appellant] , want dan had de prijs van EUR 1,50 per m3 niet volstaan (zie ook verklaring [E] ). De handelingen na de indroging van het slib (het afhandelen) zouden wel door [appellant] worden uitgevoerd; bij het ontmantelen van de depots (zodra slib is ingedroogd) worden de kades omgezet/afgebroken en de ingedroogde specie (circa 1/3 baggerspecie is over na indroging) egaal verspreid over het land en daarna de kades (met bouwvoor) weer op de baggerspecie geplaatst, waarna die grond wordt gefreesd en ingezaaid (zie verklaring [E] .”De door het hof onderstreepte zin maakt duidelijk dat in de fictieve situatie dat Geologistiek het slib zou hebben geleverd, zijzelf het slib zou hebben omgezet/laten omzetten. Het hof vindt het niet aannemelijk dat mr. Vijverberg zich in haar e-mailbericht aan de deskundige heeft vergist en dat zij bedoeld heeft te schrijven dat het omzetten niet
geheelzou worden uitgevoerd door [appellant] , zoals zij bij gelegenheid van de comparitie heeft opgemerkt. Het bericht van mr. Vijverberg sluit aan bij de hiervoor weergegeven verklaring van [E] , die erop neerkomt dat de kosten voor het verrichten van alle werkzaamheden volgens de berekeningen van [E] BV € 2,- bedragen. De eigenaar van de grond die € 2,- per m3 ontvangt en al het werk zelf doet, houdt volgens deze berekeningen niets over, terwijl de eigenaar die alle werkzaamheden laat verrichten € 0,50 per m3 ontvangt. Onder die omstandigheden ligt het voor de hand dat een deel van het werk voor de eigenaar wordt gedaan. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [E] voor het omzetten van 30.000 m3 uitgaat van een bedrag van € 12.800,-, dus ongeveer € 0,42 per m3, in de buurt van het bedrag van € 0,50 dat de grondeigenaar per m3 zou moeten overhouden.
€ 45,- per uur. In zijn aanvullend rapport heeft hij geschreven dat hij er daarbij vanuit is gegaan dat de coördinatie door een derde zou zijn verricht. In reactie op het concept-rapport van de deskundige heeft de advocaat van [appellant] gevraagd of [B] het denkbaar acht dat [appellant] de uren voor coördinerende werkzaamheden naast zijn gewone werk beschikbaar kon maken voor een periode van twee jaar. [B] heeft deze vraag (door hem genummerd als vraag 20) als volgt beantwoord:
“
Ja, dat acht de deskundige denkbaar. Het betreft gemiddeld minder dan 2 uur per week. Werkzaamheden op agrarische bedrijven zijn divers en verschillen qua tijdsbesteding sterk per week. Denk aan periodes van oogsten, wanneer het erg druk is. Daar tegenover zijn er veel werkzaamheden die niet aan tijd zijn gebonden. Voor [appellant] is het desnoods in te vullen door andere werkzaamheden door derden in te laten vullen, waardoor hij kosten zou moeten maken. Voor verrichte werkzaamheden, zeker ook voor een zelfstandig ondernemer, is het reëel en verantwoord een tegemoetkoming te geven voor gedane arbeid.”
“
Het zal de deskundige ook vragen of al deze werkzaamheden (en zo nee, welke werkzaamheden wel en welke niet) door een landbouwer met een bedrijf als dat van [appellant] geheel zelf kunnen worden verricht, hoeveel tijd daarmee is gemoeid, welke kosten (van machines e.d.) daarmee zijn gemoeid, wat de zelfwerkzaamheid voor gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van het bedrijf van [appellant].”
Het hof heeft coördinerende werkzaamheden hier (evenmin als elders in het genoemde tussenarrest) dus niet apart genoemd. De passage uit de akte van [appellant] waar Geologistiek zich nu op beroept, ziet dan ook niet op coördinerende werkzaamheden. Geologistiek heeft er niet uit mogen afleiden dat [appellant] ermee aangaf dat hij ook de coördinerende werkzaamheden door een ander zou hebben laten verrichten. Dat ligt ook niet zonder meer voor de hand, omdat het bij coördinerende werkzaamheden niet gaat om werkzaamheden waarvoor groot materiaal noodzakelijk is of specifieke vaardigheden vereist zijn, dus om werkzaamheden waarvan op voorhand betwijfeld kan worden of [appellant] die wel zelf zou kunnen verrichten. Dat volgt trouwens ook uit het hiervoor geciteerde antwoord van [B] .
€ 39.781,25 geleden. De vordering van [appellant] is in hoofdsom toewijsbaar tot dat bedrag.
€ 1.172,81 toewijsbaar is. Over dit bedrag is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van het arrest, omdat [appellant] niet duidelijk heeft gemaakt dat de buitengerechtelijke kosten op een eerdere datum verschuldigd zijn.
grieven V tot en met X, die gericht zijn tegen het oordeel van de rechtbank over de schade en tegen de afwijzing van de vordering van [appellant] . Het hof zal het eindvonnis van de rechtbank dan ook vernietigen en Geologistiek alsnog veroordelen tot betaling aan [appellant] van de hiervoor vermelde bedragen.
€ 2.531,93 (€ 2.092,50 te vermeerderen met btw) = € 14.660,67. De helft van dit bedrag is
grieven XI en XII, die zijn gericht tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling, slagen. Door [appellant] op basis van het vonnis van 9 juli 2014 aan Geologistiek betaalde proceskosten, moeten dan ook worden terugbetaald. Een daartoe strekkende vordering heeft [appellant] in hoger beroep echter niet ingesteld.
4.4 De beslissing
- € 39.781,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2013;
- € 1.172,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit arrest;