ECLI:NL:GHARL:2020:10724

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
200.253.853/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling van facturen voor gordijnen en tapijten met geschil over schadevergoeding en proceskosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter. Appellant heeft bij Crystal Gordijnen V.O.F. gordijnen, tapijten en trapbekleding besteld en laten plaatsen. Crystal heeft twee facturen gestuurd, waarvan de eerste door appellant is voldaan en de tweede niet. Appellant heeft aangevoerd dat er een gordijn niet is geleverd, dat de overige gordijnen slecht zijn opgehangen en dat er een gat teveel in het plafond is geboord. Daarnaast zijn er gebreken geconstateerd bij het leggen van het tapijt op de trap, wat appellant heeft doen besluiten om de kosten van herstel in mindering te brengen op de openstaande factuur. De kantonrechter heeft een prijsvermindering van 20% toegewezen en appellant veroordeeld in de proceskosten. Appellant gaat in hoger beroep en vordert verrekening van de door hem gemaakte herstelkosten met de facturen. Het hof oordeelt dat het aan appellant is om te bewijzen dat hij schade heeft geleden door toedoen van Crystal en dat deze schade moet worden gewaardeerd. Het hof passeert het beroep op verrekening, omdat de schade niet eenvoudig kan worden vastgesteld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, maar vernietigt de proceskostenveroordeling, omdat beide partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.253.853/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6669877)
arrest van 22 december 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.B.M. Swart, kantoorhoudend te Almere,
tegen
Crystal Gordijnen V.O.F.,
gevestigd te Bussum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Crystal,
advocaat: mr. M. Pinarbasi-Ilbay, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van de tussenarresten van 9 april 2019 en 11 februari 2020 hier over.
1.2
Het verdere verloop na het tussenarrest blijkt uit het proces-verbaal van de op
8 oktober 2020 – met instemming van partijen enkelvoudig – gehouden comparitie van partijen, waarbij [appellant] spreeknotities heeft overgelegd.
1.3
Vervolgens hebben partijen arrest verzocht en heeft het hof arrest bepaald op de voorafgaand aan de comparitie overgelegde gedingstukken, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
2.2
[appellant] heeft bij Crystal trapbekleding, tapijten en gordijnen gekocht. Daarbij is overeengekomen dat Crystal ook de trapbekleding legt en de gordijnen monteert.
2.3
Crystal heeft [appellant] hiervoor twee facturen gestuurd. De eerste factuur bedraagt
€ 1.750,- en ziet op de gordijnen. Deze factuur is door [appellant] betaald. De tweede factuur bedraagt € 2.343,76 en ziet op de drie tapijten, de trapbekleding en het leggen daarvan. Op de tweede factuur wordt ook € 118,80 (excl. btw) in rekening gebracht voor twee blikken lijm van elk 5 liter. Deze laatste factuur is door [appellant] onbetaald gelaten.
2.4
[appellant] heeft de woning in februari 2018 verkocht.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Crystal heeft in eerste aanleg – kort gezegd – betaling van de factuur van € 2.343,76 gevorderd, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten.
3.2
[appellant] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. Hij heeft de tweede factuur niet betaald omdat er een gordijn ontbrak, de overige gordijnen slecht zijn opgehangen en er een gat teveel is geboord. Ook is het tapijt op de trap slecht gelegd, zitten er lijmresten op de muur en is er teveel lijm in rekening gebracht. [appellant] stelt schade te hebben geleden aan de muur en aan het plafond. Hij heeft herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door een timmerman. Deze kosten wil [appellant] in mindering brengen op de hoogte van de factuur. Door [appellant] is geen tegenvordering ingesteld.
3.3
De kantonrechter heeft bij eindvonnis op 24 oktober 2018 – kort weergegeven – overwogen dat één gordijn, met een geschatte waarde van € 250,- (incl. btw), niet is geleverd maar wel in rekening is gebracht. De factuur van € 1.750,- zal daarom met € 250,- worden verminderd. Ten aanzien van de factuur van € 2.343,76 gaat de kantonrechter uit van de tussen partijen afgesproken prijs van € 2.050,- (incl. btw, maar excl. de lijm). Verder staat voldoende vast dat één blik lijm teveel in rekening is gebracht. De afgesproken prijs van
€ 2.050,- wordt verhoogd met de kosten van één blik lijm, zodat deze factuur in totaal
€ 2.121,87 bedraagt.
De kantonrechter acht voorts voldoende aannemelijk dat er gebreken zijn bij het ophangen van de gordijnen en het leggen van de trapbekleding en acht daarom een vermindering op de facturen van 20% aangewezen. [appellant] dient 80% van de bijgestelde facturen te voldoen, waarop de al betaalde € 1.750,- in mindering dient te worden gebracht, maar vermeerderd met de gevorderde rente, hetgeen neerkomt op in totaal € 1.176,01. Daarbij heeft de kanton-rechter [appellant] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Crystal veroordeelt en die kosten begroot op € 760,21. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten is afgewezen.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven opgeworpen.
De eerste griefricht zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de door [appellant] geleden schade van ten minste
€ 1.800,- niet voor verrekening in aanmerking komt.
De tweede griefricht zich – met name – tegen de proceskostenveroordeling.
Grief I
4.2
[appellant] stelt zich op het standpunt dat hij een vordering op Crystal heeft terzake van de door [appellant] gemaakte kosten voor de herstelwerkzaamheden van € 1.750,- en de waarde-daling van de woning als gevolg van de schade aan het plafond die door [appellant] wordt geschat tussen de € 50,- en € 500,-. Deze schadevordering van [appellant] op Crystal overstijgt het bedrag dat de kantonrechter als korting op de prijs heeft meegenomen en dient dan ook te worden verrekend met de nog openstaande factuur van Crystal zodat Crystal niets meer van hem te vorderen heeft. [appellant] wijst hierbij onder meer op de verklaring van de heer [B] (hierna: [B] ).
Crystal heeft dit betoog van [appellant] gemotiveerd weersproken. Zo betwist Crystal dat door haar toedoen een gat in het plafond is gemaakt. De locatie van het gat bevindt zich in het geheel niet in de buurt van de door Crystal gemonteerde gordijnen. Ook betwist Crystal de ernst van de schade aan de muur langs de trap en stelt daartoe dat er geen, dan wel nauwelijks, lijmresten op de muur naast de trap zitten, maar “
hooguit een paar kleine puntjes”. Verder betwist Crystal de hoogte van de schade en is de verklaring van [B] niet objectief, omdat [B] een bekende is van [appellant] . Ook ontbreekt bij de verklaring een prijsopgave voor de herstelwerkzaamheden. Verder blijkt niet wat de schade is en of die vermeende schade aan Crystal kan worden toegerekend.
4.3
Het hof merkt op dat het in beginsel op de weg van [appellant] ligt om te bewijzen dat hij, door toedoen van Crystal, schade heeft geleden en op welk bedrag deze schade dient te worden gewaardeerd, waarbij op grond van artikel 6:136 BW geldt dat een beroep op verrekening kan worden gepasseerd als de gegrondheid daarvan niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. In dit licht heeft [appellant] – mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Crystal – niet aangetoond dat hij – bovenop de door de rechtbank toegepaste vermindering van 20% op de facturen – nog een (schade)vordering op Crystal heeft. Zo is onder meer niet gebleken dat het gat in het plafond door Crystal is veroorzaakt. De enkele stelling van [appellant] is daartoe onvoldoende. Evenmin is vast komen te staan dat de ernst van de schade aan de muur door de lijmresten zodanig is, dat de kosten van het herstel de door de kantonrechter gehanteerde korting overstijgen. De door [appellant] overgelegde foto’s en de verklaring van [B] bieden daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Hetzelfde geldt voor de door [appellant] gestelde hoogte van de schade. Enkel op basis van de verklaring van [B] kan niet worden vastgesteld of de gestelde kosten reëel zijn en in hoeverre zij voor rekening van Crystal dienen te komen. Nu het hof de door [appellant] gestelde schade niet op eenvoudige wijze kan vaststellen, zal het hof het beroep van [appellant] op verrekening passeren.
biedt in hoger beroep nader getuigenbewijs en schriftelijke offertes aan op het punt van de kosten voor de herstelwerkzaamheden. Het hof gaat daaraan voorbij onder verwijzing naar artikel 6:136 BW. Grief I faalt.
Grief II
4.4
Verder heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat niet hij maar Crystal in de kosten van het geding in eerste aanleg had moeten worden veroordeeld. Het hof volgt hem daarin in zoverre dat partijen in eerste aanleg over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld. Het verweer van [appellant] heeft ertoe geleid dat de kantonrechter de kosten van het niet-geleverde gordijn, het extra in rekening gebrachte blik lijm en een reductie van 20% naar aanleiding van de vastgestelde gebreken op de facturen in mindering heeft gebracht. Op grond hiervan zal het hof de proceskosten in eerste aanleg compenseren, in die zin dat iedere partij geacht wordt de eigen kosten te dragen. Grief II treft in zoverre doel.
Slotsom
4.5
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, behoudens voor zover [appellant] in eerste aanleg is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Crystal. Het hof zal deze kosten als gezegd compenseren. Nu beide partijen ook in hoger beroep deels in het (on)gelijk worden gesteld, zullen ook de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van 24 oktober 2018, behoudens voor zover [appellant] in dit vonnis in de proceskosten van Crystal is veroordeeld, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
compenseert de proceskosten in eerste instantie, alsook in dit hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. J.E. Wichers en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.