Uitspraak
[appellant],
Crystal,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
8 oktober 2020 – met instemming van partijen enkelvoudig – gehouden comparitie van partijen, waarbij [appellant] spreeknotities heeft overgelegd.
2.De vaststaande feiten
€ 1.750,- en ziet op de gordijnen. Deze factuur is door [appellant] betaald. De tweede factuur bedraagt € 2.343,76 en ziet op de drie tapijten, de trapbekleding en het leggen daarvan. Op de tweede factuur wordt ook € 118,80 (excl. btw) in rekening gebracht voor twee blikken lijm van elk 5 liter. Deze laatste factuur is door [appellant] onbetaald gelaten.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
De kantonrechter acht voorts voldoende aannemelijk dat er gebreken zijn bij het ophangen van de gordijnen en het leggen van de trapbekleding en acht daarom een vermindering op de facturen van 20% aangewezen. [appellant] dient 80% van de bijgestelde facturen te voldoen, waarop de al betaalde € 1.750,- in mindering dient te worden gebracht, maar vermeerderd met de gevorderde rente, hetgeen neerkomt op in totaal € 1.176,01. Daarbij heeft de kanton-rechter [appellant] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Crystal veroordeelt en die kosten begroot op € 760,21. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten is afgewezen.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
De eerste griefricht zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de door [appellant] geleden schade van ten minste
€ 1.800,- niet voor verrekening in aanmerking komt.
De tweede griefricht zich – met name – tegen de proceskostenveroordeling.
hooguit een paar kleine puntjes”. Verder betwist Crystal de hoogte van de schade en is de verklaring van [B] niet objectief, omdat [B] een bekende is van [appellant] . Ook ontbreekt bij de verklaring een prijsopgave voor de herstelwerkzaamheden. Verder blijkt niet wat de schade is en of die vermeende schade aan Crystal kan worden toegerekend.
biedt in hoger beroep nader getuigenbewijs en schriftelijke offertes aan op het punt van de kosten voor de herstelwerkzaamheden. Het hof gaat daaraan voorbij onder verwijzing naar artikel 6:136 BW. Grief I faalt.