Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen [verzoekster] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rol van een curator in het aanvragen van bijzondere bijstand voor een rechthebbende. De verzoekster, die als curator was benoemd, werd verweten dat zij tekortgeschoten was in haar taak door geen bijzondere bijstand aan te vragen voor de rechthebbende, wat resulteerde in een schadebedrag van € 5.543,18. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de verzoekster haar verantwoordelijkheden niet naar behoren had vervuld, wat leidde tot de schade voor de rechthebbende. De verzoekster ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij betoogde dat zij nooit bijzondere bijstand had aangevraagd omdat zij dacht dat de rechthebbende daar geen recht op had.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep schriftelijk afgedaan, waarbij het hof de eerdere beslissing van de kantonrechter gedeeltelijk heeft bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de verzoekster inderdaad tekortgeschoten was in haar taak als curator, maar dat het schadebedrag dat door de kantonrechter was vastgesteld, niet correct was. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor wat betreft het schadebedrag en heeft bepaald dat de verzoekster € 1.023,06 aan de rechthebbende moet vergoeden voor de niet aangevraagde bijzondere bijstand over de periode 2014-2015. De beslissing benadrukt de verantwoordelijkheden van curatoren en de noodzaak om tijdig aanvragen voor bijzondere bijstand te doen om schade voor de rechthebbende te voorkomen.