ECLI:NL:GHARL:2020:10748

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
200.272.837
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de verzorgende ouder met een minderjarige; verzoek om vervangende toestemming afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van een moeder met haar minderjarige kind naar België. De moeder had eerder bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een verzoek ingediend om toestemming te krijgen om met haar kind te verhuizen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de moeder in hoger beroep ging. De vader van het kind, die in Nederland woont, was het niet eens met de verhuizing en had ook een verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen.

Het hof heeft de belangen van zowel de moeder als de vader en het kind afgewogen. De moeder stelde dat zij met haar kind naar België wilde verhuizen vanwege betere sociale voorzieningen en werkgelegenheid. Echter, het hof oordeelde dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was. De belangen van het kind, die zijn vertrouwde omgeving en contact met beide ouders zou verliezen, werden als zwaarder gewogen. Het hof concludeerde dat de wens van de moeder om te verhuizen niet opwoog tegen de nadelen die dit voor het kind en de vader met zich meebracht.

Daarom heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de moeder geen toestemming gegeven om met het kind naar België te verhuizen. Tevens heeft het hof de verzoeken van beide ouders over de hoofdverblijfplaats van het kind afgewezen, waarbij het hof benadrukte dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het regelen van de zorg voor het kind, zolang zij nog op hetzelfde adres wonen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.272.837
(zaaknummer rechtbank Overijssel 235962)
beschikking van 22 december 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.L.V. de Jong te Enschede,
en
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.H. Kesler te Enschede.

1.De rechtszaak bij de rechtbank

De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft op 18 oktober 2019 een beslissing genomen. In die beslissing staat hoe de rechtszaak bij de rechtbank is gegaan.

2.De rechtszaak bij het hof

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
- het beroepschrift met producties, binnengekomen op 15 januari 2020;
- het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met een productie;
- een journaalbericht van mr. Kesler van 2 november 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 2 november 2020 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kesler van 11 november 2020 met producties.
2.2
Op 16 november 2020 heeft [de minderjarige] aan de rechter verteld wat hij vindt van de verhuizing naar België.
2.3
De zitting bij het hof was op 20 november 2020. Bij deze zitting waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat en [B] , tolk in de Engelse taal;
- de vader met zijn advocaat;
- [C] van de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , verder te noemen: [de minderjarige] , geboren [in] 2007 te [D] (België).
3.2
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uit.

4.Waar het nu over gaat

4.1
De rechtbank heeft in de beschikking van 18 oktober 2019 de moeder geen toestemming gegeven om samen met [de minderjarige] te verhuizen naar België en [de minderjarige] in te schrijven op een school in die omgeving. Verder heeft de rechtbank beslist dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank dat zij geen toestemming krijgt om te verhuizen. De moeder verzoekt de beslissing van de rechtbank over de verhuizing te vernietigen en zij wil alsnog toestemming van het hof krijgen om met [de minderjarige] naar [D] te verhuizen en om [de minderjarige] in te schrijven op een passende school in de omgeving van [D] , nadat [de minderjarige] zijn mening heeft verteld en zo nodig na onderzoek door de raad voor de kinderbescherming.
4.3
De vader is het niet eens met de verzoeken van de moeder en vraagt het hof deze verzoeken af te wijzen. De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] . De vader vraagt het hof te beslissen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij hem heeft.
4.4
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader en vraagt het hof dit verzoek af te wijzen.

5.Wat beslist het hof

rechtsmacht en toe te passen recht
5.1
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat de moeder en [de minderjarige] de Belgische nationaliteit hebben en de vader de Nederlandse nationaliteit heeft. Omdat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II bis) bevoegd om te beslissen op de verzoeken van partijen. Op grond van artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 past de Nederlandse rechter daarop Nederlands recht toe.
de verhuizing
wat er in de wet staat
5.2
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de rechter staat als twee ouders die gezamenlijk zijn belast met het gezag over een kind het maar niet eens kunnen worden over een verhuizing van de verzorgende ouder met het kind, de beslissing nemen die de rechter in het belang van het kind nodig vindt. De belangen van het kind staan bij het nemen van die beslissing voorop, maar dat sluit niet uit dat andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
Bij de beslissing dient de rechter volgens vaste rechtspraak alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of
haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen
van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te
compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in
hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de
verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
het oordeel van het hof
5.4
Het hof vindt dat de rechtbank een goede beslissing heeft genomen en dat de rechtbank de beslissing goed heeft uitgelegd. Een onderzoek door de raad van de kinderbescherming vindt het hof niet nodig. Het hof neemt de uitleg van de rechtbank over. Het hof wil daaraan nog het volgende toevoegen.
5.5
Hiervoor heeft het hof opgeschreven waarop een rechter moet letten bij een beslissing over de verhuizing van één van de ouders met zijn kind. Er spelen daarbij verschillende belangen. De belangen van [de minderjarige] , die van zijn moeder en die van zijn vader. Het hof gaat hun belangen bespreken.
5.6
Het belang van de moeder is duidelijk, want het is haar grote wens om met [de minderjarige] naar België te verhuizen. Zij heeft daar bijna dertig jaar gewoond en ook gewerkt. Ook de moeder en de broer van de moeder wonen in België. De moeder is naar Nederland gekomen vanwege haar relatie met de vader. Zij spreekt de Nederlandse taal slecht en heeft geen inkomen in Nederland. De moeder heeft veel onderzoek gedaan naar de financiële voordelen van een verhuizing naar België. Volgens de moeder kan zij in België aanspraak maken op sociale voorzieningen die beter zijn dan in Nederland en kan zij uiteindelijk ook makkelijker een baan vinden in België. De moeder en [de minderjarige] zouden weer, net als tijdens de eerste vier jaar van het leven van [de minderjarige] , bij oma in huis gaan wonen. Dit huis staat ook voor een deel op naam van de moeder.
5.7
De persoonlijke en financiële redenen van de moeder om te verhuizen naar België begrijpt het hof, maar daarmee staat nog niet vast dat het voor de moeder noodzakelijk is om te verhuizen. De vader zegt dat die noodzaak er niet is, want hij heeft aan de moeder een aantal voorstellen gedaan om tot een oplossing te komen, zodat de moeder met [de minderjarige] in Nederland kan blijven wonen. Aangezien de moeder wil verhuizen, moet zij aantonen waarom het voor haar noodzakelijk is dat zij verhuist. De moeder heeft de noodzaak van een verhuizing niet aangetoond. De moeder heeft geen pogingen gedaan om haar leven in Nederland op te bouwen, want voor haar is de enige optie verhuizen naar België. De moeder heeft in de afgelopen twee jaar niet echt gezocht naar werk en ook niet naar een andere woning in Nederland.
5.8
Dan de belangen van [de minderjarige] . Tijdens het gesprek van [de minderjarige] met de rechter werd duidelijk dat hij een bijzondere band heeft met zijn moeder. [de minderjarige] kan zich niet voorstellen dat hij niet bij zijn moeder woont. Zijn moeder is altijd thuis en helpt hem met zijn huiswerk. Hij weet ook van de wens van zijn moeder om naar België te verhuizen en hij denkt ook dat zijn moeder niet in Nederland wil blijven. [de minderjarige] wil daarom met zijn moeder naar België verhuizen. [de minderjarige] voelt dat zijn moeder niet gelukkig is. Toch vindt het hof een verhuizing naar België niet in het belang van [de minderjarige] , want hij moet te veel inleveren voor de wens van zijn moeder. Zijn moeder zal misschien gelukkig worden van een verhuizing naar België, maar voor [de minderjarige] zijn er veel nadelen aan een verhuizing, want hij moet weg uit zijn vertrouwde omgeving waar hij vanaf zijnde vierde jaar is opgegroeid: ver weg van vrienden en van school, weg bij de basketbalclub waar hij graag naar toe gaat en ver weg bij zijn vader. De vader werkt fulltime en is voor zijn werk regelmatig in het buitenland, maar sinds de moeder de relatie in januari 2019 heeft beëindigd wonen de ouders wel al bijna twee jaar nog steeds in hetzelfde huis. [de minderjarige] ziet zijn vader dus regelmatig. Na een scheiding is het voor alle kinderen, dus ook voor [de minderjarige] , belangrijk om zoveel mogelijk met beide ouders contact te houden. Een verhuizing zal negatieve gevolgen hebben voor (de kwaliteit van) de contacten tussen [de minderjarige] en de vader. De moeder heeft voorstellen gedaan zodat de vader [de minderjarige] kan zien (namelijk 25% van de tijd), maar [de minderjarige] is op een leeftijd gekomen dat hij steeds meer zijn eigen leven gaat invullen. Basketballen is heel belangrijk voor [de minderjarige] . De meeste basketbalwedstrijden zijn in het weekend, dus een regeling waarbij [de minderjarige] met enige regelmaat een weekend bij zijn vader in Nederland is, gaat hem of beperken in zijn sportmogelijkheden of hij zal zijn vader nog minder vaak zien. Ook zal zijn sociale leven steeds belangrijker worden en wordt [de minderjarige] daarin beperkt als hij met enige regelmaat in Nederland is. Verder betekenen de omgangsmomenten in de weekenden dat [de minderjarige] heel veel moet reizen. De enkele reisafstand tussen [D] en [A] is ruim 300 kilometer. Het is heel veel van [de minderjarige] gevraagd om op zaterdag de reis van [D] naar [A] te maken en een dag later de reis terug. Door de lange reistijd blijft er feitelijk weinig tijd over voor [de minderjarige] om met zijn vader door te brengen. Verder heeft de moeder veel onderzoek gedaan naar de verschillen in schoolsystemen en scholen in België en Nederland, maar wat school en zijn schoolprestaties betreft is niet gebleken dat het in het belang van [de minderjarige] is om te verhuizen.
5.9
Ten slotte het belang van de vader. De vader heeft er belang bij om zo veel mogelijk contact met [de minderjarige] te hebben en te houden. Hij zou veel tijd en veel momenten met [de minderjarige] verliezen als de verhuizing doorgaat. Bovendien is het voor het in stand houden van een goed contact tussen [de minderjarige] en de vader heel belangrijk dat de ouders goed met elkaar kunnen praten en elkaar respecteren. Zelfs nu de ouders in het hetzelfde huis wonen, praten zij weinig met elkaar over [de minderjarige] . Het hof ziet vooral ouders die via WhatsApp korte berichten naar elkaar sturen met praktische mededelingen. Ook blijkt uit stukken van de moeder dat de moeder negatief is over de vader in zijn rol als vader. De moeder beschouwt zichzelf samen met [de minderjarige] als een eenheid. Een verhuizing naar België betekent dat het risico bestaat dat de moeder de vader, die mede het gezag heeft over [de minderjarige] , te weinig ruimte zal geven om een vader voor [de minderjarige] te zijn, met alle taken en verantwoordelijkheden die daarbij horen.
conclusie
5.11
Nu het hof alle belangen is nagegaan, moet het hof vaststellen dat de moeder haar belangen die maken dat het noodzakelijk is om te verhuizen niet genoeg heeft onderbouwd. De wens van de moeder om naar België te verhuizen rechtvaardigt niet de nadelen die dit voor [de minderjarige] en voor de vader heeft. Het hof realiseert zich dat deze beslissing voor de moeder een teleurstelling zal zijn, maar het hof vindt het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] van belang dat hij de band met beide ouders kan onderhouden en ontwikkelen en dat het belang van [de minderjarige] en de vader zwaarder weegt dan het belang van de moeder. Het hof zal daarom de beslissing van de rechtbank in stand laten (bekrachtigen). Dit betekent dus dat het hof de moeder geen toestemming geeft om met [de minderjarige] te verhuizen naar [D] (België) en om [de minderjarige] in te schrijven op een passende school in die omgeving.
Hoofdverblijfplaats
wat er in de wet staat
5.12
De ouders hebben samen het gezag. In artikel 1:253a BW staat dat de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen voor de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan ook gaan over de vraag bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.13
De belangen van het kind staan voorop bij het nemen van een beslissing over de hoofdverblijfplaats, maar dat sluit niet uit dat andere belangen in een voorkomend geval zwaarder kunnen wegen.
het oordeel van het hof
5.14
Anders dan de rechtbank ziet het hof geen reden om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] te bepalen bij de moeder of de vader. De ouders wonen nog op hetzelfde adres. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om in het belang van [de minderjarige] op het moment dat zij niet meer op hetzelfde adres wonen dit samen te regelen. Het hof loopt hierop niet vooruit.
conclusie
5.15
Het hof zal de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats niet in stand laten (vernietigen) en de verzoeken van de moeder en de vader afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 18 oktober 2019, voor zover de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder is bepaald,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst de verzoeken van de moeder en de vader betreffende de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] af;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van
18 oktober 2019 voor het overige, voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. Vugt, als voorzitter, A. Smeeïng-van Hees en R.A. Eskes, bijgestaan door de griffier, en is op 22 december 2020 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.