ECLI:NL:GHARL:2020:1203

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
21-002034-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onjuiste belastingaangiften en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1957 en woonachtig in Nederland, werd beschuldigd van het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften en valsheid in geschrift. Het hof oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 april 2011 tot en met 23 maart 2012 meermalen onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan, waarbij hij zijn aanmerkelijk belang in een buitenlandse vennootschap niet had vermeld. Dit leidde ertoe dat te weinig belasting werd geheven. Daarnaast werd de verdachte verweten samen met een medeverdachte een vals geschrift op te maken, dat als bewijs diende in een juridische procedure. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de vennootschapsstructuur en het feit dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven tijdens de procedure. De uitspraak benadrukt de gevolgen van belastingfraude en valsheid in geschrift, vooral in het kader van de belastingwetgeving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002034-18
Uitspraak d.d.: 12 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2018 met parketnummer 05-980522-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.E. van der Wal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 1 april 2011 tot en met 23 maart 2012 te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een tweetal, althans één, bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte(n) inkomstenbelasting te naam gesteld van [verdachte] betreffende het jaar 2010 (bijlage D-007) en/of het jaar 2011 (bijlage D-008), onjuist of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig (inkomsten-) belasting zou worden geheven, immers heeft hij, verdachte opzettelijk in die aangifte(n) niet vermeld dat hij 'Ultimate Benificial Owner'/economisch eigenaar was en/of een aanmerkelijk belang had in een buitenlandse vennootschap, te weten de Private limited company naar het recht van het Verenigd Koninkrijk genaamd [bedrijf 1] , en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch) bij de Belastingdienst te Arnhem gedaan;
2.
hij in of omstreeks de maand september 2011 te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een in een brief vervatte formele verklaring -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk hebben/heeft opgemaakt en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die brief, gesteld op briefpapier van [bedrijf 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [bedrijf 3] (bijlage D-046), vermeld:
- De 100% aandeelhouder van [bedrijf 1] Is [bedrijf 4] ; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [bedrijf 4] , noch op (in)directe wijze verbonden met deze vennootschap;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 31 oktober 2011 te Breda en/of te 's-Gravenhage en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van een vals of vervalst geschrift, te weten een in een brief vervatte formele verklaring -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in die brief, gesteld op briefpapier van [bedrijf 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [bedrijf 3] , opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld:
- De 100% aandeelhouder van [bedrijf 1] Is [bedrijf 4] ; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [bedrijf 4] , noch op (in)directe wijze verbonden met deze vennootschap; en/of
- Noch door [bedrijf 5] , noch door [bedrijf 1] , noch door [bedrijf 4] , noch door bovenliggende (rechts)personen zijn op geld waardeerbare afspraken gemaakt, in welke vorm dan ook, met de heer [verdachte] , noch zijn op geld waardeerbare toezeggingen gedaan, in welke vorm dan ook, aan de heer [verdachte] . Zulks uitgezonderd het genoemde onder punt 4;
en bestaande dat gebruik maken uit:
1. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als productie bij een memorie van eis (bijlage D‑060) in een procedure (Spoedarbitrage (Kort Geding)) bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en het vervolgens (doen) toezenden daarvan aan het Scheidsgerecht en zijn, verdachtes, wederpartij in die procedure; en/of
2. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als bijlage bij een brief (bijlage D-059-a), d.d. 16 september 2011 van [naam 1] , advocaat te Breda, aan [naam 2] , advocaat te Middelburg.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat de door en namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Feit 1
Verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk onjuist of onvolledig aangifte IB/PVV voor de jaren 2010 en 2011 heeft gedaan, welke onjuistheid of onvolledigheid ertoe heeft gestrekt dat te weinig inkomstenbelasting wordt geheven. De onjuistheid of onvolledigheid bestaat er uit dat hij het aanmerkelijk belang in [bedrijf 1] niet heeft aangegeven.
Verdachte betwist dat hij een aanmerkelijk belang heeft. Hij heeft geen economisch eigendom van de aandelen, noch is hij Ultimate Benificial Owner (hierna: UBO) van de in [bedrijf 1] en haar dochter gedreven onderneming. Aan de door verdachte en [medeverdachte] op 3 juli 2010 ondertekende koopovereenkomst, die in de woning van [medeverdachte] is aangetroffen, komt volgens verdachte geen rechtskracht meer toe, omdat hij met [medeverdachte] is overeengekomen dat werd volstaan met de twee Ltd’s, zodat deze koopovereenkomst en andere stukken waarin hij als UBO is aangemerkt betekenisloos zijn geworden. Voor zover al sprake is van een aanmerkelijk belang, draagt verdachte aan dat niet is voldaan aan het strekkingsvereiste van artikel 69, lid 2, AWR, omdat de onjuiste aangifte niet ertoe heeft gestrekt dat te weinig inkomstenbelasting wordt geheven.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte een aanmerkelijk belang heeft in [bedrijf 1] Het economisch belang van de aandelen berust immers bij verdachte. [medeverdachte] heeft meermaals en consequent verklaard dat verdachte de UBO is en dat hij zelf slechts een marginale rol had in de uitoefening van de, in [bedrijf 1] en haar dochteronderneming gedreven, onderneming. Dit ligt ook voor de hand, omdat de acquisitie van de werkzaamheden door verdachte plaatsvindt binnen zijn netwerk, enkel verdachte de kennis en vaardigheden heeft om de geacquireerde werkzaamheden uit te oefenen en enkel verdachte het plan had opgevat in [bedrijf 1] een middelgroot interim- en adviesbureau te starten (pleitnotitie verdachte rechtbank, blz. 8). De werkzaamheden van [medeverdachte] zijn gericht op het opzetten van een vennootschapsstructuur en de instandhouding daarvan. Voor de stelling van verdachte dat [medeverdachte] inhoudelijke werkzaamheden heeft verricht zoals voor het vinden van financiering, is in het dossier onvoldoende steun te vinden. Ook bij de vaststelling van het loon van verdachte heeft [medeverdachte] slechts een adviserende rol (D-068-a “u bepaalt waar u loondienstplichtig bent, in de holding of in de werkmaatschappij”). Hij adviseert verdachte zichzelf geen salaris toe te kennen, omdat dat bij een Ltd niet nodig is. Verdachte kent zich desondanks een salaris van € 40.000 toe, omdat hij geen problemen wil met het ziekenhuis en de Belastingdienst (V01-005).
Verdachte heeft als reden waarom hij de waardestijging van de aandelen van [bedrijf 1] aan [medeverdachte] laat toekomen, aangedragen dat dit een vergoeding betreft voor de door [medeverdachte] verrichte financieringsactiviteiten. Van dergelijke activiteiten van [medeverdachte] is in het dossier echter niet gebleken en het hof ziet ook niet in, waarom [medeverdachte] voor eventuele financieringsactiviteiten niet op provisiebasis beloond kan worden, net zoals dat bij zijn andere werkzaamheden gebeurt.
Mede hierom ziet het hof ook geen reden geloof te hechten aan verdachtes verklaring dat aan de op 2 juli 2009 door verdachte en [medeverdachte] ondertekende koopovereenkomst geen rechtskracht meer toekomt. Van een schriftelijke en ondertekende wijziging van deze overeenkomst is niet gebleken (zie artikel 13, lid 11 van de koopovereenkomst). Deze overeenkomst is essentieel voor het behoud van het economisch belang bij de aandelen. Voor zover verdachte al niet indirect het economisch belang heeft bij de aandelen, omdat [medeverdachte] slechts in naam aandeelhouder is, dan heeft verdachte via de koopovereenkomst een aanmerkelijk belang in [bedrijf 1] Verdachte heeft dit aanmerkelijk belang niet in zijn aangiften IB/PVV 2010 en 2011 aangegeven, zodat hij onvolledig aangifte heeft gedaan.
Het hof acht bewezen dat verdachte opzettelijk dit aanmerkelijk belang niet in zijn aangifte heeft verwerkt. Verdachte wenste te voorkomen dat derden van zijn belang op de hoogte waren, gelet op de geheimhoudingsclausule (V01-003, blz. 3 en 4, op pagina’s 316 en 317 en D-068c, op pagina 1001 van het dossier) en zijn uitingen richting derden.
Voor de beantwoording van de vraag of de gestelde gedraging ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, is beslissend of die gedraging - in dit geval het niet vermelden van het aanmerkelijk belang - naar haar aard in het algemeen geschikt is om teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven (HR 26 juni 2001, nr. 02472/00, ECLI:NL:HR:2001:ZD2493). Door het aanmerkelijk belang in [bedrijf 1] niet aan te geven in zijn aangiften voorkomt verdachte dat reguliere of vervreemdingsvoordelen uit dit aanmerkelijk belang tot zijn inkomsten uit aanmerkelijk belang worden gerekend. Hieraan doet niet af dat verdachte voor de jaren 2010 en 2011 niet daadwerkelijk voordelen uit het aanmerkelijk belang in [bedrijf 1] heeft genoten. Door in de aangiften IB/PVV 2010 en 2011 geen aanmerkelijk belang aan te geven, heeft de Inspecteur in deze aangiften geen aanleiding kunnen vinden zich te buigen over het gebruikelijk loon. Gelet op de omzet die de Ltd en haar werkmaatschappij hebben behaald met de werkzaamheden van verdachte van ongeveer € 141.750 (2010) en € 266.692 (2011) (VERD1 01-015,pagina 458) was een hoger loon dan € 40.000 geenszins ondenkbeeldig geweest.
Door het niet vermelden van het aanmerkelijk belang in de aangiften ontneemt verdachte de Inspecteur verder een aanleiding om te beoordelen of een beschikking op grond van artikel 4.36 van de Wet IB 2001 genomen dient te worden, hetgeen voor de aanmerkelijkbelangheffing in de toekomst van belang is. Verder ontneemt verdachte daarmee de Inspecteur een aanleiding om nader onderzoek in te stellen of de transacties tussen verdachte en [bedrijf 1] in die jaren zakelijk zijn geweest.
Als, zoals verdachte stelt, er geen sprake is van een aanmerkelijk belang, dan volgt uit het dossier, de consequente verklaringen van [medeverdachte] en het onverklaard blijven waarom verdachte de waardestijging van de aandelen [bedrijf 1] aan [medeverdachte] laat toekomen, dat verdachte de UBO van deze Ltd is. In dat geval heeft verdachte verzuimd op basis van artikel 2.14a van de Wet IB 2001 zijn economische deelgerechtigdheid in het vermogen van de onderneming aan te geven. Deze gerechtigdheid leidt tot een te laag belastbaar inkomen in box 1 dan wel box 3.
Feiten 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
De in de tenlastelegging genoemde brief, gesteld op briefpapier van [bedrijf 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [bedrijf 3]
(hierna: de […] -brief) bevatte onder meer de volgende tekst:
- De 100% aandeelhouder van [bedrijf 1] is [bedrijf 4] ;
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [bedrijf 4] , noch op
(in)directe wijze verbonden met deze vennootschap;
- Noch door [bedrijf 5] , noch door [bedrijf 1] , noch
door [bedrijf 4] , noch door bovenliggende (rechts)personen zijn op geld
waardeerbare afspraken gemaakt, in welke vorm dan ook, met de heer [verdachte] , noch
zijn op geld waardeerbare toezeggingen gedaan, in welke vorm dan ook, aan de
heer [verdachte] . Zulks uitgezonderd het genoemde onder punt 4.
Punt 4 in de brief verwijst slechts naar de arbeidsvoorwaarden tussen [verdachte] en Actus en is dus niet relevant voor de beoordeling.
Verdachte heeft de […] -brief gebruikt door:
- het (doen) bijvoegen van dat geschrift als productie bij een memorie van eis in een
procedure (Spoedarbitrage (Kort Geding)) bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg
en het vervolgens (doen) toezenden daarvan aan liet Scheidsgerecht en zijn wederpartij in die procedure;
- het (doen) bijvoegen van dat geschrift als bijlage bij een brief, d.d. 16 september
2011 van [naam 1] , advocaat te Breda, aan [naam 2] ,
advocaat te Middelburg.
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte de inhoud van de […] -brief heeft geformuleerd en dat hij die kreeg toegestuurd. [medeverdachte] heeft de toegestuurde inhoud op zijn briefpapier geprint en ondertekend. De […] -brief heeft hij daarna per post naar verdachte gestuurd. Hij wist dat de inhoud onjuist was, omdat verdachte wel degelijk de uiteindelijk begunstigde van [bedrijf 1] was.
Verdachte heeft ook verklaard dat hij de opzet voor de […] -brief heeft gemaakt en dat hij dat naar [medeverdachte] heeft gezonden. Volgens verdachte zijn alle punten uit de brief ontstaan uit een dialoog tussen hem en [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft uiteindelijk de definitieve tekst van de […] -brief opgesteld en op briefpapier van Pegasus afgedrukt.
Het hof is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] de […] -brief samen hebben opgemaakt. Verder is al vastgesteld dat verdachte de […] -brief heeft gebruikt. De vraag is vervolgens of de inhoud van de […] -brief vals of vervalst was.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen was verdachte de economisch eigenaar (ook wel
uiteindelijk begunstigde of UBO) van de aandelen [bedrijf 1] . Dit betekent dat die inhoud van de […] -brief onjuist was. In de […] -brief stond immers dat verdachte niet op
(in)directe wijze verbonden is met [bedrijf 1] en haar dochtervennootschap, terwijl daar door het economisch eigenaarschap wel sprake van is. Daarnaast heeft verdachte in de koopovereenkomst die hij met [bedrijf 4] heeft gesloten, op geld waardeerbare afspraken gemaakt over de verwerving van de aandelen [bedrijf 1] . Zodoende was sprake van een vals geschrift.
Het hof acht bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] een vals geschrift, de
[…] -brief, heeft opgesteld en dat hij dit valse geschrift meermalen heeft gebruikt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode 1 april 2011 tot en met 23 maart 2012
te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk gevalin Nederland, meermalen,
althans eenmaal,(telkens) opzettelijk een tweetal,
althans één,bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte
(n)inkomstenbelasting te naam gesteld van [verdachte] betreffende het jaar 2010 (bijlage D-007) en
/ofhet jaar 2011 (bijlage D-008), onjuist of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig (inkomsten-) belasting zou worden geheven, immers heeft hij, verdachte opzettelijk in die aangifte(n) niet vermeld dat hij 'Ultimate Benificial Owner'/economisch eigenaar was eneen aanmerkelijk belang had in een buitenlandse vennootschap, te weten de Private limited company naar het recht van het Verenigd Koninkrijk genaamd [bedrijf 1] , en
(vervolgens
)die aangifte
(n
)(elektronisch) bij de Belastingdienst
te Arnhemgedaan;
2.
hij in
of omstreeksde maand september 2011
te Vlissingen en/of te Arnhem, in elk gevalin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een in een brief vervatte formele verklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
hebben/heeft opgemaakt
en/of valselijk hebben/heeft doen opmaken en/of hebben/heeft vervalst en/of hebben/heeft doen vervalsen, zulks
(telkens)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te die te doen gebruiken, immers hebben
/heefthij, verdachte, en
/ofzijn mededader valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die brief, gesteld op briefpapier van [bedrijf 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [bedrijf 3] (bijlage D-046), vermeld:
- De 100% aandeelhouder van [bedrijf 1] Is [bedrijf 4] ; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [bedrijf 4] , noch op (in)directe wijze verbonden met deze vennootschap;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 september 2011 tot en met 31 oktober 2011
te Breda en/of te 's-Gravenhage en/of te Vlissingen, in elk gevalin Nederland, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt en
/ofheeft doen maken van een vals
of vervalstgeschrift, te weten een in een brief vervatte formele verklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat in die brief, gesteld op briefpapier van [bedrijf 2] , gedateerd 9 september 2011 en gericht aan [bedrijf 3] , opzettelijk in strijd met de waarheid was vermeld:
- De 100% aandeelhouder van [bedrijf 1] Is [bedrijf 4] ; en/of
- De heer [verdachte] is geen aandeelhouder in [bedrijf 4] , noch op (in)directe wijze verbonden met deze vennootschap; en/of
- Noch door [bedrijf 5] , noch door [bedrijf 1] , noch door [bedrijf 4] , noch door bovenliggende (rechts)personen zijn op geld waardeerbare afspraken gemaakt, in welke vorm dan ook, met de heer [verdachte] , noch zijn op geld waardeerbare toezeggingen gedaan, in welke vorm dan ook, aan de heer [verdachte] . Zulks uitgezonderd het genoemde onder punt 4;
en bestaande dat gebruik maken uit:
1. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als productie bij een memorie van eis (bijlage D-060) in een procedure (Spoedarbitrage (Kort Geding)) bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg en het vervolgens (doen) toezenden daarvan aan het Scheidsgerecht en zijn, verdachtes, wederpartij in die procedure; en
/of
2. het (doen) bijvoegen van dat geschrift als bijlage bij een brief (bijlage D-059-a), d.d. 16 september 2011 van [naam 1] , advocaat te Breda, aan [naam 2] , advocaat te Middelburg.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:

valsheid in geschrift

en

opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte.

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte ter zake van de feiten 2 en 3 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De verdediging heeft - subsidiair - verzocht om te volstaan met de oplegging van een taakstraf of een geldboete.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van valse belastingaangiften, het medeplegen van valsheid in geschrift en het plegen van het gebruikmaken van dat valse geschrift.
Bij deze feiten speelde de vennootschapsstructuur die was uitgedacht en opgezet door de (medeverdachte in eerste aanleg) [medeverdachte] een grote rol. In het Verenigd Koninkrijk werden twee Limiteds (een werkmaatschappij en een holding) aangeschaft en [medeverdachte] schoof daar in ieder geval één van zijn holdings ( [bedrijf 4] ) boven. Die aandelen waren op papier op naam van [medeverdachte] ( [bedrijf 4] ), maar in werkelijkheid was de economische eigenaar de afnemer van de structuur, oftewel verdachte. Door niet alle papieren aan de buitenwereld, waaronder de Belastingdienst te laten zien, kon verdachte de werkelijkheid verhullen. Om die werkelijkheid te blijven verhullen heeft verdachte samen met [medeverdachte] een vals geschrift opgesteld. In die brief stond, in strijd met de waarheid. dat verdachte geen enkel belang bij de aandelen van [bedrijf 1] had. Door deze brief in de procedure bij het Scheidsgerecht in te brengen, heeft hij het [ziekenhuis] en het Scheidsgerecht onjuiste gegevens voorgeschoteld. Dit handelen van de verdachte acht het hof zeer kwalijk.
Het hof houdt er bij de straftoemeting in het nadeel van verdachte rekening mee dat hij
tot en met de terechtzitting geen volledige openheid van zaken heeft gegeven en dat zijn
handelen een grote invloed heeft gehad op de procedure bij het Scheidsgerecht, waarbij het
ging om enkele honderdduizenden euro’s aan wachtgeldvergoeding, betaald uit middelen bestemd voor de gezondheidszorg. Verdachte had recht op wachtgeld van het ziekenhuis, maar alleen als hij zich inspande om inkomsten uit arbeid te verdienen. Hij was verplicht om het ziekenhuis over zijn inkomsten te informeren en desgevraagd inlichtingen en bewijsstukken daarover te verschaffen. Verdachte vond werk als interim manager en verdiende daarmee honderdduizenden euro’s. Echter, hij deed voorkomen dat dit geld hem niet toekwam. Hij stelde namelijk in dienst te zijn van een vennootschap. Niet hij, maar [bedrijf 4] ( [medeverdachte] ) zou de uiteindelijk begunstigde van de aandelen zijn en hijzelf zou een groot deel van de periode waarover hij wachtgeld genoot enkel voor een loon van € 40.000 per jaar werken. Een salaris dat slechts een klein deel was in vergelijking met zijn inkomsten als interim manager. Een vreemde constructie, want het is niet aannemelijk dat iemand zijn specialistische en schaarse kennis en kunde exploiteert en de verdiensten daarvoor grotendeels aan een ander zou laten toekomen. Zo dacht ook het ziekenhuis. Desgevraagd hoe dit zat en na veelvuldig aandringen, kwam verdachte met het valse geschrift naar voren. Zoals volgt uit de stukken van het Scheidsgerecht heeft dit valse geschrift (een zekere) invloed op die procedure gehad en diende de opgeschorte wachtgeldregeling hervat te worden. Zelfs op de terechtzitting van de rechtbank, waar alle door verdachte als uiteindelijk begunstigde ondertekende stukken hem werden voorgehouden, bleef hij volhouden dat hij niet de uiteindelijk begunstigde was. Verdachte heeft ook in hoger beroep hierin volhard. Deze opstelling van verdachte is eveneens kwalijk.
In het voordeel van verdachte houdt het hof er rekening mee dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Rekening houdend met alle omstandigheden is het hof van oordeel dat een straf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk in beginsel passend is. Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, zal het hof deze straf verlagen tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 56, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. R.F.C. Spek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok, griffier,
en op 12 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.A. Versteeg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 februari 2020.
Tegenwoordig:
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
A. Dinzey, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.