In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door Powerfield Realisatie & Exploitatie B.V. tegen een aantal agrarische eigenaren, hierna aangeduid als [geïntimeerden] c.s. De kern van het geschil betreft de vraag of Powerfield recht heeft op inzage in bepaalde documenten van de agrarische eigenaren, die relevant zouden zijn voor de onderhandelingen over de ontwikkeling van een zonnepark in de omgeving van Dokkum. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Powerfield afgewezen, waarna Powerfield in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft op 18 februari 2020 uitspraak gedaan en de vordering van Powerfield in het incident afgewezen. Het hof oordeelde dat de gevraagde stukken niet van belang zijn voor de onderbouwing van de vordering van Powerfield, aangezien er geen zelfstandige vordering was ingesteld die voortborduurt op de gevraagde inzage. De procedure bij de rechtbank was gestart met een kort geding vonnis van 16 augustus 2019, waarin de voorzieningenrechter de vorderingen van Powerfield afwees en de tegenvordering van [geïntimeerden] c.s. toewijsde. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere procedure in de hoofdzaak.