Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de WOZ-waarde van de woning aan de [a-straat] 37 te [Z] voor het jaar 2017 is vastgesteld op € 405.000. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, vertegenwoordigd door de erven van [X], betwistte deze waarde en stelde dat de woning een lagere waarde van € 337.000 had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting van het Hof op 3 oktober 2019 werd het geschil besproken. De belanghebbende voerde aan dat de heffingsambtenaar een taxatieverslag had overgelegd waarin de waarde van de woning op € 337.000 werd getaxeerd, wat volgens hen de juiste waarde zou zijn. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat het taxatieverslag op een vergissing berustte. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende zich had moeten realiseren dat de waarde in het taxatieverslag onjuist was en dat de heffingsambtenaar niet gebonden was aan deze onjuiste waarde.
Het Hof beoordeelde ook de argumenten van de belanghebbende over de staat van de woning en de bruikbaarheid van het perceel. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de lagere staat van de woning en de ligging. Uiteindelijk oordeelde het Hof dat de vastgestelde waarde van € 405.000 terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De kosten voor griffierecht en proceskosten werden niet vergoed.